Pompoen, geschiedenis en geneeskracht
De Pompoenfamilie met zijn meer dan 900 soorten en zijn immense veelvormigheid is voor mij een mooi voorbeeld van de samenwerking tussen mens en de plant. Een samenwerking in al zijn schoonheid maar ook in al zijn absurditeit. Kijk maar naar de pompoenmarkten, de wedstrijden voor de grootste, de zwaarste en de raarste. Pompoenen laten zich blijkbaar gemakkelijk en graag (?) manipuleren. Hebben zij daar zelf ook wat voordeel van? In elk geval, worden ze zolang ze de mens amuseren, tot voedsel dienen en als medicijn nuttig zijn, door de homo sapiens voortgeplant.
Geschiedenis van het pompoengebruik
Op grond van archeologische vondsten lijkt het er op dat pompoenen al 5000 jaar voor onze jaartelling in Peru en Mexico gekend waren.De echte Cucurbita pepo, als Amerikaans gewas is bij ons natuurlijk pas bekend geraakt na de ontdekking van Amerika. Maar voor die tijd zijn er wel kalesbasachtigen in gebruik geweest in Europa. Reeds Dioscorides vermelde de fleskalebas als groente. Uitwendig adviseerde hij het vruchtvlees als kompres om de koorts te verlagen, tegen gezwellen en tegen jicht. Walahfrid Strabo (808 – 849) bezong in zijn ‘Hortulus’ vrucht van de kalebas als middel tegen nier- en blaasproblemen. Misschien de eerste aanwijzing voor ons hedendaags gebruik. En ook Hildegard (1098 – 1179) prees haar ‘Kurbesza’ aan als een gezond gewas. Platearius ‘Book of Simple Medicines", circa 1470 wordt geciteerd in Liber de natura rerum door Thomas van Cantimpré , ‘Cucurbita, ut dicit Platearius, frigida est et humida, sed satis in hiis qualitatibus temperata, is koud en vochtig, maar vrij gematigd in deze eigenschappen. Het is een kruid dat in het bijzonder in warme gebieden voorkomt......tegen verstopping van de lever, tegen abcessen van het ademhalingsapparaat in de borst en van andere ledematen helpt kalebas gekookt in scherpe stoffen of ook wel geroosterd. Bij al deze beschrijvingen gaat het over de kalebas, fleskalebas, en over het gebruik van het vruchtvlees.
Terwijl pas vanaf 1492 de pompoen en de zaden van de pompoen als geneeskruid vermeld worden. Dokter en botanicus Lonitzer (1527 – 1586) schrijft ‘die Kerne zerstoßen und mit Wasser getrunken, sind gut für entzündete Nieren und für den Harn’. En Dodonaeus: Dese vruchten worden gheheeten in Griecx ende Latijn Pepones/ van Galenus oock Sicyopepones/ dat es/ Pepones cucumerales. Dodoens vermeldt al wel het zaad, maar geeft toch vooral recepten van vruchtvlees en zelfs van de wortel. Dat binnenste van den Pepoenen cleyn ghestooten versuet ende gheneest die heete sweeringhen van den ooghen daer op gheleyt/ ende belet die vloet van den humoeren ende vochticheden in die ooghen op dat voorhooft gheleyt. Tsaet van den Pepoenen met meel ende den sape van den selven vermenght maeckt dat aensicht schoon/ ende verdrijft alle vlecken/ alsmen daer mede in die sonne wrijft.