Reconstructie #Corona uitbraak. Drie keer werd Nederland gewaarschuwd voor een pandemie, maar de regering koos voor het isolement

De Nederlandse regering kreeg na de ebola-uitbraak in Afrika drie keer het dringende advies een aanpak te ontwikkelen waarin pandemieën internationaal kunnen worden bestreden. Maar ze koos voor het isolement.

Hij heeft al het gevoel dat er weinig met zijn advies over de aanpak van pandemieën zal gebeuren. En daarom voorziet Ger Steenbergen in 2018 zijn uiterst kritische rapport van een prikkelende spreuk van Johan Cruijff. ‘Vaak moet er iets gebeuren voordat er iets gebeurt.’

Ja, zegt hij nu, “dat we twee jaar later met een wereldwijde coronacrisis te maken zouden krijgen, dat wist ik toen ook niet. Wel dat er iets stond te gebeuren, en dat we ons daartegen moesten beschermen.” Steenbergen is na een lang verblijf in Afrika en Azië specialist op het gebied van epidemieën en infectieziekten en werkt jaren als adviseur op Nederlandse ambassades in die werelddelen. Hij was in 2014 sturend in de aanpak van de ebola-uitbraak in West-Afrika.

Uiteindelijk krijgt hij als gezondheidsadviseur in 2018 de opdracht van het ministerie van volksgezondheid een advies te schrijven over hoe Nederland zich het beste kan wapenen tegen pandemieën. In dat laatste jaar van zijn dienstverband gaat Steenbergen er eens goed voor zitten, maar niet nadat hij een flinke ronde heeft gemaakt langs tientallen beleidsambtenaren, ontwikkelingswerkers en wetenschappers die met dit onderwerp bezig zijn. Ieder voor zich weliswaar, want dat wordt kort samengevat de conclusie van Steenbergen: hoewel in ons land grote kennis en kunde aanwezig is over de signalering en bestrijding van epidemieën, wordt daar vanwege de totale versnippering nauwelijks gebruik van gemaakt.

Hetzelfde speelt ook internationaal. Een pandemie zet de wereld in lichterlaaie en moet daarom mondiaal worden bestreden, maar op dat moment hanteert ieder land zijn eigen brandslang. Steenbergen noteert: ‘Zowel Nederlandse als internationale partijen merken op dat de inzet van de expertise momenteel niet met een duidelijk zichtbare brede betrokkenheid van de Nederlandse overheid gepaard gaat.’

Zeker niet de eerste waarschuwing aan het kabinet
“Wat ik twee jaar geleden bemerkte, was dat het Nederlandse beleid vooral wordt bepaald door de onenigheid tussen het ministerie van vws en buitenlandse zaken”, zegt Steenbergen nu. “Vws vindt dat zij gaan over de Nederlandse gezondheidssituatie en dat de internationale gezondheidssituatie onder buitenlandse zaken valt. Maar dat departement ziet gezondheid niet als internationaal thema. Ik hoopte die patstelling met rapport te doorbreken, door te pleiten voor een brede coalitie.” Maar dat is niet gelukt, constateert hij twee jaar later. “Al op de bijeenkomst waarop mijn advies werd gepresenteerd, lieten hoge ambtenaren van buitenlandse zaken weten daar niet voor te voelen.”

Het rapport van Steenbergen is de laatste waarschuwing aan het kabinet, maar zeker niet de eerste. Sterker nog, het ministerie van buitenlandse zaken komt in maart 2016 zélf met een evaluatie. Daarin wordt na de ebola-uitbraak de relatie tussen Nederland en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) tussen 2011 en 2015 tegen het licht gehouden. Die VN-organisatie staat in de frontlinie als het gaat om het voorkomen en bestrijden van wereldwijde gezondheidscrises. Het rapport draagt de veelzeggende titel: ‘Voorkomen is beter dan genezen’.

De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) van dit departement signaleert dat de slagkracht van de WHO is uitgehold omdat aangesloten landen vooral ‘geoormerkt’ geld verstrekken aan projecten die ze zelf belangrijk vinden, waardoor de basistaak – de algehele zorg voor de kwaliteit van gezondheidssystemen in met name arme landen – is afgenomen. Met alle gevolgen van dien. Pandemieën ontstaan en gedijen namelijk vaak in de zwakste schakels van de wereldketen.

Doordat Nederland vooral geld heeft gestoken in de bestrijding van specifieke ziekten als hiv/aids en polio, en zich via de WHO sterk maakt voor seksuele gezondheid en mensenrechten, heeft ze ‘weinig oog gehad voor de versterking van de gezondheidsystemen in brede zin’, aldus de evaluatie. Nederland is ‘medeschuldig’ aan de huidige problemen van de WHO. Ook hieruit blijkt dat Buitenlandse Zaken weinig op heeft met internationale gezondheid als thema, maar daar moet volgens dit eigen rapport verandering in komen. Een toenemend aantal landen heeft inmiddels een global health strategy ontwikkeld. Dat moet Nederland ook doen, is de heldere boodschap.

‘Dreigingen houden niet aan de grens op’
Dat is een hele mondvol, erkent Paul van den Berg, politiek adviseur bij hulporganisatie Cordaid. “Toch betekent een global health strategy gewoon dat je probeert de BV Nederland te beschermen tegen gezondheidsdreigingen van buitenaf.
Nederland heeft momenteel de neiging om de mondiale gezondheidssituatie door een rietje te bekijken, gericht op het eigen land.”

Maar dreiging en bescherming daartegen houden natuurlijk niet aan de grens op. “Je moet daarom een plan bedenken waarin binnen Nederland alle deskundigheid met elkaar worden verbonden, waarna die internationaal kan worden ingezet om gezondheidscrises te voorkomen en bestrijden.” Maar na dat uiterst kritische rapport is die integrale aanpak er niet gekomen”, concludeert Van den Berg. “In de landen om ons heen wél. Kijk naar Duitsland.”

Remco van de Pas is onderzoeker aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen, en doceert ook global health aan de Universiteit van Maastricht. Hij komt net uit een digitaal college, en daarin komt de coronacrisis voortdurend terug, ook vandaag weer. “Ik vertelde dat er ook in arme landen goed werkende gezondheidssystemen moeten zijn om de zorg te leveren die de coronacrisis moet aanpakken. Rijke landen als Nederland moeten daar in investeren, zeker ook vanuit eigen belang.”

Volgens Van de Pas kan Nederland in dit verband niet zonder een Europese en zelfs mondiale samenwerking. Maar er is volgens hem een tegengestelde beweging gaande geweest, de afgelopen jaren. “De financiering van de WHO is proportioneel achtergebleven, terwijl deze organisatie in de frontlinie staat.” Het geld dat daar nog heen gaat, is zoals ook gezondheidsadviseur Steenbergen al opmerkte, voor 70 procent ‘geoormerkt’. “Daarnaast stoppen landen hun geld liever in allerlei fondsen met concrete en kortlopende doelen, maar ook daarmee neemt de structurele bijdrage af. En tenslotte is daar het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Tien jaar geleden gaf Nederland hier nog 0.8 procent van het bruto nationaal product aan uit, nu nog maar 0,54 procent. Terwijl daar tegenwoordig ook de opvang van vluchtelingen en klimaatmaatregelen van worden betaald.”

De kern van de WHO is hierdoor ‘geërodeerd’, zegt Van de Pas, en we kunnen wel kritiek hebben op de trage reactie van deze VN-organisatie op de ebolacrisis en de huidige corona-uitbraak, maar dat hebben we helemaal aan onszelf te danken. “De donoren hebben niet op tijd op het verval gereageerd door opnieuw in de beschermende functie van de WHO te investeren, en dat krijgen we nu op ons dak.”

Een derde waarschuwing aan het kabinet
Die internationale gezondheidssituaties beschrijft Van de Pas het liefst als ‘mondiale publieke goederen’ waarvoor geen marktinteresse is, en daarom financieel moeten worden omarmd door landen die daar de mogelijkheden toe hebben. Nederland zou wat hem betreft daarin juist voorop moeten lopen, vanwege de normen en waarden waarvoor ons land staat. “Wij geloven in een open vrije wereld waarin de handel en mobiliteit voorop staan. Daar verdienen we ons geld ook mee. Maar dat multilaterale systeem kraakt nu. En daarom zou ik juist van de Nederlandse regering meer verwachten. Het tegendeel is waar.

De regering heeft deze bescherming tegen een mondiale gezondheidscrisis juist veronachtzaamd.”

Van de Pas schreef in september 2016 mee aan een rapport van Instituut Clingendael waarin wordt gepleit voor een ‘meer coherente Nederlandse reactie’ als het gaat om mondiale uitdagingen op het gebied van de gezondheidszorg.

Daarmee is dit rapport, mét het advies van Steenbergen én de interne evaluatie van Buitenlandse Zaken, de derde waarschuwing aan het kabinet. Clingendael spreekt van een ‘lappendeken’ aan beleid, waarin een ‘coherente strategie ontbreekt’. Het is ‘lukraak’, en ‘kneedbaar’ onder invloed van de modes van de dag.

Drie volkszangers uit het Westland, Ronnie Ronaldo, John Dame en Mark Verkade, zingen voor de bewoners van verpleeghuis Wijndaelercentrum in de Haagse wijk Loosduinen. De zangers besloten spontaan om een tour langs vijf verpleeghuizen te maken om de bejaarden een hart onder de riem te steken tijdens de coronacrisis.

Ook Clingendael pleit voor een brede strategie, maar intussen ontstaat er internationaal verwondering en verbazing over het feit dat de ooit zo succesvolle gezondheidscomponent van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zo is versmald en gemarginaliseerd, schrijft Steenbergen in zijn rapport. De afwezigheid van Nederland valt zo op dat de Bill&Melinda Gates Foundation zelfs fondsen aan hulporganisatie Cordaid beschikbaar stelt om te lobbyen ‘zodat de Nederlandse steun voor ontwikkelingssamenwerking en wereldgezondheidsvraagstukken toeneemt’. Nederland wordt met deze subsidie bij wijze van spreken dus zélf als een ontwikkelingsland gezien.

In Den Haag zijn de verantwoordelijke politici daarvan niet onder de indruk. Minister Lilianne Ploumen (PvdA, tot 2017 minister van buitenlandse handen en ontwikkelingssamenwerking) en Edith Schippers (VVD, toenmalige minister van gezondheidszorg) antwoorden de Tweede Kamer in 2016 al dat zij in een nieuwe overkoepelende gezondheidsstrategie géén meerwaarde zien. En in 2018 verwijst Ploumens opvolger minister Sigrid Kaag op haar beurt in een Kamerbrief naar het letterlijke antwoord van haar voorganger. Dat schiet niet op.
‘Europese landen hadden jaren geleden ook gezamenlijk een beleid kunnen voorbereiden’

“Nergens in de wereld lopen verhoudingsgewijs zoveel virologen en epidemiologen rond als in Nederland”, zegt gezondheidsadviseur Ger Steenbergen. “Maar ook economen, sociologen en antropologen. En ik noem die laatsten, omdat niet de professionals, maar de burgers van de landen de echte helden zijn. Die kunnen met hun gedrag een pandemie maken of breken. De kennis over de bestrijding van zo’n gezondheidscrisis zit in allerlei disciplines, en die moet je samenbrengen.”

Niet alleen vanuit solidariteit met de rest van de wereld, zegt hij, al is dat een nobel motief. Maar ook om daar als Nederland beter van te worden. In de huidige crisis hebben alle landen een eigen beleid dat bij de grens ophoudt, met een eigen (tekort aan een) voorraad mondkapjes, beademingsapparatuur. Het ene land test veel, het andere niet. Het ene land telt de corona doden uit het verpleeghuis ook mee, het andere alleen in het ziekenhuis.

“We reageren nu overvallen door de pandemie vanuit ons eigen belang, terwijl we als Europese landen jaren geleden ook gezamenlijk een beleid hadden kunnen voorbereiden”, aldus Steenbergen. Een Europese strategie had ook financieringsstromen op gang gebracht richting onze onderzoeksinstituten, die daarmee nóg beter hadden kunnen presteren. “Daar zit zelfs nog een verdienmodel aan. Als onze innovaties hadden geleid tot nieuwe producten, waren we nu niet afhankelijk geweest van anderen, maar hadden we die nu kunnen verkopen om andere landen te helpen.”

Zo moeilijk is die samenwerking helemaal niet, zegt Steenbergen, er moet eerder sprake zijn van politieke wil. “Op het gebied van de internationale bestrijding van antibioticaresistente bacteriën vonden de ministeries van vws, landbouw en buitenlandse zaken elkaar wél. Maar toen was er het directe belang van de intensieve veehouderij en de internationale handel die in het geding was.” Nederland loopt daarin nu voorop. “Maar”, zegt Steenbergen, “is de economische schade door corona niet veel groter?”

Bron: Hans Marijnissen15 april 2020, 8:00

De pot verwijt de ketel dat die zwart ziet