COLUMN - Ook mij hangt het de keel uit. Ik wil argeloos de schouder van een collega kunnen beetpakken, iemand vanzelfsprekend omhelzen, hartelijk handen schudden, tegen een vertrouweling aanleunen, een vriend stevig vastpakken. Ik kan gelukkig thuis werken, zonder financiële consequenties, maar ik mis de dagelijkse omgang met collega’s vreselijk. Vooral dat je nu voor zowat alles een formele videomeeting moet beleggen hindert me – alle terloopsheid, alle natuurlijkheid is kwijt.

Inmiddels haat ik dat opgelegde optimisme van Rutte, zijn jubelend-bezwerende ‘Jongens, we doen het goed!’ Want we doen het helemaal niet goed: we zijn er collectief slecht aan toe.

Er zijn duizenden mensen vroegtijdig overleden, tienduizenden zijn ernstig ziek geweest, soms met langdurige consequenties, we zijn allemaal bang geweest dat wij of onze geliefden besmet zouden raken, en we hebben in een paar maanden tijd onze zorgverleners volledig uitgewoond. Soms parasitaire maar rijke bedrijven als Booking hebben miljoenen overheidssteun geïncasseerd, terwijl kunstenaars, muzikanten, theatermakers en acteurs de pest konden krijgen en kleine podia stilletjes omvallen. Kinderen en jongeren hebben maandenlang school gemist en kregen inderhaast in elkaar geklust onderwijs-op-afstand. De werkloosheid stijgt schrikbarend, en veel bedrijfjes gaan failliet.

Intussen neemt de besmettingsgraad weer toe, nu ook onder jongeren, en Rutte steekt zijn duimen maar weer eens omhoog. Hij deelt complimentjes aan het volk uit, als was het strooigoed.

Ik wil geen snoepjes van het kabinet, geen lolly als een kusje als troost voor onze collectieve kapotte knie. Ik wil een regering die de huidige stijging van de besmettingsgraad bloedserieus neemt, die onze zorgen erkent in plaats van die met opgestoken duim weg te wuiven. ‘Jullie doen het super hoor, ga zo door!’

Ik snak naar bewindslieden die hardop durven zeggen dat sommige bedrijven – nertsfokkers, slachtbedrijven, uitzendbureaus die arbeidsmigranten in krappe behuizingen en volle bussen proppen – er een rotzooi van maken, en dat Booking zelf maar zijn broek moet ophouden. Naar bewindslieden die, zoals burgemeester Aboutaleb, zeggen dat sommige gedragingen zo onverstandig zijn dat ze vanwege het gevaar waarmee ze anderen opzadelen, niet kunnen worden getolereerd, en die heldere lijnen vaststellen: afstand houden, of anders een masker op.

Ik snak naar talkshow-items en krantenartikelen waarin oprecht wordt verkend wat we de afgelopen maanden hebben verloren en hebben moeten inleveren, en hoe we onder deze omstandigheden verder kunnen, zonder meteen in de reflex te schieten dat we de maatregelen ‘dus’ beter kunnen afschaffen.

Zolang niemand onze pijn, angst, zorgen en ellende publiekelijk serieus neemt, zijn de enigen die ogenschijnlijk soelaas bieden degenen die er ostentatief de brui aan geven. Van jongeren die illegale feesten organiseren en vakantiegangers die in kuddes stranden en parken opzoeken, tot mensen die het virus tot hype of hoax degraderen en het beschouwen als een snode poging van onze overlords om het volk aan banden te leggen.

Wie geen perspectief biedt, drijft mensen naar de gekkies, waar een mondmasker afwijzen ‘vrijheidsstrijd’ heet en knuffelen wordt geframed als verzetsdaad. Ruttes ongefundeerde optimisme stuwt mensen in de armen van de viruswaanzin – en beiden ontkennen de harde realiteit: we zijn nog lang niet van dat virus af.’

Fotocredits:
De foto boven deze column: Eric Yahnker (website en op Tumblr) – ‘Pandemic Lovers (after Magritte)’, 2020, Oil on canvas, 27.5 x 36 inches, 70 x 91 cm. Een van de kunstwerken in de tentoonstelling ‘Second smile’ bij galerie The Hole (New York). Wegens de coronacrisis kon de expositie alleen digitaal bekeken worden en is hier nog te zien.

Door Karin Spaink Gepost op donderdag 6 augustus 2020, 08:00 Thema Politiek Dossier #Coronacrisis
Deze column van Karin Spaink verscheen eerder in Het Parool.



Misplaatst optimisme