
Naar het einde van de wereld
en toen stonden ze daar en gebeurde het volgende
Redlokje sjokt over het al donkere bospad. Eén voordeel is er wel, de tropentemperatuur zakt razendsnel nu de zon ondergegaan is, al zal het spoedig niet meer mogelijk zijn om het pad te volgen.
Ze komt bij een huisje en klopt aan. Een dwerg doet open.
'Wat motje?'
'Mag ik hier overnachten? Het is zo donker op het bospad.'
'Grmpf,' bromt de dwerg en geeft Redlokje één van de zeven lantaarntjes en gooit dan de deur weer dicht.
Het meisje pakt het lantaarntje op en vervolgt verdrietig over zoveel ongastvrijheid haar weg.
Hoort ze daar nu stemmen?
'Teun, wat ritselt daar? Zie ik daar een lichtje?'
'Wees niet bang, Marie, dit is waarschijnlijk het eind der tijden.'
'Nee,' zegt Redlokje, 'dit is het sprookjesbos, ik ben Roodkapje.'
'Kolder, waar is je kapje dan?' vraagt Marie die duidelijk haar klassiekers kent.