Dit ging hieraan vooraf:


“Ha…hatsjie! .. h..ha.. hatsjie... Hatsjie!”
“Begin je nou al weer Gerrit? Ik dacht dat je van die verkoudheid af was?”
“Dat was ik niet. Nou ja, ik ben wel van die verkoudheid af dus, maar ik loop niet te niezen, dat bedoel ik. Dat was iemand anders.”
“Afgaande op het geluid zou ik toch durven te zweren dat jij het was, precies ook zo’n zwaar, blaffend genies.”
“Het is die griet die je net opzij hebt geduwd, kijk maar.”
“Verrek… die griet heeft een pruik op d’r kop joh.”
“En… hahaha… moet je die tieten zien…”
[Lou tegen de stevige kerel die met de blonde agent Polleman stond te praten] “Je schatje is een verklede vent hoor, hahahaha...”
Voor de kerel kan antwoorden trekt Gerrit Lou mee, “Ik zie die vent uit ons hotel. Hij loopt daar de trap op.”
© Dewaputra | afbeelding: unsplash.com
Lees verder:
Intussen bij de overige hoofdrolspelers:


Bovenstaande episode van het vervolgverhaal past in de 140 woorden schrijfuitdaging van april van FrutselenindeMarge.
