Vermoeid van het peddelen neem ik een korte rustpauze. Dan zwemt er een enorme walvis voorbij, met Stefanieke hangend aan zijn staart. Een eindje verderop dobbert een speedboot, met een roepende, zwaaiende Ingrid aan boord. Hoestend spuugt de walvis een elfje met fles en een bij uit.
Ik schud het hoofd en knijp in mijn arm. Die tropenkolder is heel wat harder aangekomen dan ik gedacht had.
‘Help die bij’ roept Ingrid. ‘Help die fles’, roept Stefanieke. Ik kom niet veel verder dan ‘Help!’
De walvis is boos door al die drukte en zwiept met zijn staart hard in het rond.
Hierdoor vliegen we met zijn allen door de lucht en landen op een eiland, waar we worden opgewacht door Miranda:
‘Jullie zijn net op tijd voor het feestje. En Hans, Dana wacht thuis op jou voor een spannend salontafelspel.’

De reeks gebeurtenissen voorafgaand aan dit verhaal is nogal veelomvattend.. Een kleine, ongetwijfeld niet geheel complete greep, die bovenstaand verhaal wellicht iets minder onbegrijpelijk zal maken.






