#asociaal Na drie maanden in het buitenland was ik bepaalde Nederlandse karakteristieken vergeten. Toen ik vorige week terugkwam, werd ik er ruw aan herinnerd. Nog dezelfde middag werd ik opgejaagd door een buschauffeur van lijn 306 die niet verdroeg dat ik me aan de toegestane snelheid hield. Eenmaal op de busbaan, van automobilisten en snelheidslimieten bevrijd, schoot hij me toeterend voorbij. Boven zijn hoofd hing een klok waarvan de wijzers plakjes van zijn leven afsneden; elke dag werd hij kleiner en kleiner, hij moest haast maken om aan het eind van de werkdag nog iets van zichzelf terug te vinden.

De volgende dag twijfelde ik even bij een T-splitsing. Te lang, volgens een meisje dat ‘achterlijke mongool’ riep. Ik realiseerde me hoe prettig het was geweest dat ik drie maanden niet was uitgescholden. Ik keek haar na, een scholiere te midden van scholieren. Was ze niet goed opgevoed? Of was haar opvoeding juist de zuivere uitdrukking van haar opvoeding? Een opvoeding waarin ze mocht worden wie ze was, competitief en egocentrisch, een zelfbewust roofdiertje met recht op voorrang? Een modern meisje kortom, dat haar ruimte opeiste, eventueel ten koste van een ander, en de tijd waarin ze leefde tot uitdrukking bracht met achteloze verwensingen.

Waar de boeddhist ‘ik groet de boeddha-natuur in u’ zegt, nam ik mij voor om voortaan ‘ik groet de patiënt in u’ te zeggen wanneer ik de woede van mijn medemensen ontmoette.

En toen moest de zaterdag nog komen, de dag waarop ik de ontdane pakketbezorgster aantrof achter het stuur van een bestelauto, verderop in de straat. Een jonge vrouw, bijna een meisje nog, met een lief, breed gezicht. Ze was van de weg gedrukt door een auto met aanhanger. Bij een wegversmalling had ze twee paaltjes inclusief betonnen sokkels uit de grond gereden, de voorkant van de auto was volledig verwoest. De tegenligger was doorgereden; ze vocht tegen haar tranen terwijl ze de gebeurtenis beschreef. Even later reed ik de dijkweg af op zoek naar een auto met aanhanger. Niet om de bestuurder in elkaar te timmeren maar om hem te wijzen op het bestaan van een jonge vrouw met blozende wangen, die bij mij thuis met trillende handen zat te bellen met haar meerdere.

‘Ziet u, meneer Dan’, schrijft Joseph Roth in Hotel Savoy, ‘de mensen hebben geen slecht, alleen een veel te klein hart. Er kan niet veel in, het is net groot genoeg voor vrouw en kind.’


Ik vond hem niet, de doorrijder die het chagrijn en het wantrouwen in de wereld had vergroot. In het deel van Afrika waar ik net vandaan kwam, hadden de mensen niets dan zichzelf en elkaar, wat ze tot een mate van vriendelijkheid en inschikkelijkheid dwong. Als gevolg van het kwaad van de armoede waren ze op elkaar aangewezen. Er was van alles te weinig, behalve van de angst voor een tirannieke president en de kwalen van een zwak en corrupt openbaar bestuur. Hier was de mensengemeenschap uiteengevallen in ontelbare zwevende punten in de duisternis. In een klimaat van meedogenloze wedijver werd iedereen opgejaagd tussen staat en markt, de eerste wantrouwig en de tweede veeleisend, beide intrusief en hondsbrutaal.

In dat licht zag ik toen de ontmoetingen die week: de buschauffeur die op een werkdag van negen uur maar tweemaal een kwartier plaspauze had, door personeelstekort vaak in het weekeinde moest werken en altijd tegen de klok reed omdat de roosters zo krap waren bemeten door de computer. Het schoolmeisje dat zo lang ze zich kon herinneren van toets naar toets leefde, en was grootgebracht in een hypercompetitieve omgeving, met als voornaamste doel om een nuttige producent en een gretige consument te worden. De pakketbezorgster met haar ‘groeibaan’, newspeak voor wat eens onderbetaald rotwerk heette. Honderdvijftig tot tweehonderd pakketten per dag, van fotolijstjes tot zware tafels. Voor een groot pakket ontving ze zeventig cent, voor een klein pakket minder, en de helft als er niemand thuis was.

Alleen de doorrijder, die bleef in deze overweging dezelfde klootzak die hij al was.

Tommy Wieringa schrijft elke week een column op deze plaats.
Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 22 februari 2020

Nederlandse karakteristieken