De gewone man kent de realiteit vaak beter dan de academici in hun witte wijken, die hun trendy zienswijzen graag uitdragen als moreel superieur’

Historicus en oud-politicus Coos Huijsen schreef een kritisch boek over de politieke en culturele elite. In 'Ode aan het klootjesvolk' verwijt hij hen hautain opportunisme. 'Wie anderen steeds etiketten opplakt, ondermijnt de democratie.'

In het kort
Huijsen constateerde al in 1982 een kloof tussen de linkse elite en ‘gewone’ kiezer.
Nog steeds ziet hij ‘mobofobie’: een allergie voor wat gewone mensen denken.
‘Zo wordt de belevingswereld van de een niet benut, en de modieuze visie van de ander ook nog heel pretentieus gebracht.’
'GroenLinks is echt de exponent van de zelfgenoegzame elite geworden.'
Het gaat over de heftruckchauffeur die op YouTube schaterlachend liet zien hoeveel toiletpapier er nog in zijn magazijn staat. Over de aanleggers van de wegen waarover die toiletrollen naar de supermarkt worden gereden. En over de chef van het supermarktmagazijn waar die rollen vervolgens belanden. Kortom: over de mensen zonder wie de hoogopgeleide Nederlander razendsnel vastloopt in zijn hoogopgeleidenbestaan.

Ode aan het klootjesvolk heet het boek, en die titel is allerminst spottend bedoeld. Coos Huijsens waardering voor de wisdom of the crowd is omgekeerd evenredig aan zijn oordeel over de elite die dat volk bestuurt en, schrijft hij, al decennia beschimpt. Met elite bedoelt hij ook de culturele en journalistieke elite. Eigenlijk bedoelt Huijsen iedereen - wie de schoen past trekke hem aan - die zich verheven voelt boven de zogenoemde praktisch opgeleiden met hun vaak andere smaak op het gebied van mode en muziek.

‘De democratie brengt morele dilemma’s met zich mee. Het is niet zo dat je eruit bent als je altijd voor “het goede” kiest’

Historicus en publicist Huijsen, nu 81, zat in de jaren zeventig in de Tweede Kamer. Eerst voor de CHU (een van de drie partijen die in 1980 opging in het CDA), daarna als eenmansfractie. In 1977 stapte hij over naar de PvdA, waar hij als homoactivist beter uit de voeten kon dan bij een christelijke partij. Huijsen betoonde zich een scherp waarnemer. In 1982 waarschuwde hij in zijn boek Nog is links niet verloren dat er een kloof was ontstaan tussen het kader van de PvdA en de traditionele achterban. Er gebeurde weinig met zijn inzichten.

Nu, 38 jaar later, schreef Huijsen een vervolg. En het is niet minder kritisch dan het werkstuk uit 1982.

In uw boek verrijkt u de Nederlandse taal met het woord 'mobofoob'. Wat is dat precies?
‘Het betekent een onredelijke angst voor de massa, een allergie voor wat gewone - vooral autochtone - mensen denken. Zie bijvoorbeeld het afschaffen van het raadgevend referendum in 2018.’
Mobofobie is dus niet louter een verschijnsel van voor de periode-Pim Fortuyn?

‘Zeer zeker niet.’
Toch zullen vooral oudere PvdA’ers ook uw nieuwe boek met weinig genoegen lezen.
‘Ik wil niet op de PvdA katten. Wel wilde ik laten zien hoe het partijkader vanaf de jaren zeventig steeds minder oog kreeg voor de kiezers in de volkswijken. Jonge bestuurders als Marcel van Dam en Jan Pronk, afkomstig uit de vernieuwingsbeweging Nieuw Links, bevestigden elkaar heel sterk in die opvattingen. Terwijl ze zo weinig rationeel waren.’

Hoe konden zulke intelligente mensen zo weinig rationeel zijn?
‘Vanaf eind jaren zestig kregen democratisering van het onderwijs en persoonlijke ontplooiing alle kansen. Dat was waardevol, maar de jonge opkomende elite ging zeggen: wij zijn ervoor opgeleid, dus wij wéten het ook beter. Power to the people kreeg de betekenis: de macht aan de gestudeerden. Dat is een vernauwing van wat democratie is. Het misverstand bestaat helaas nog steeds.’
Wat gebeurt er als niet-gestudeerden de macht krijgen?

‘Neem het begrip “onderbuikgevoel”. De kwalijke suggestie is dat de gewone man zich laat leiden door zijn onderbuik, waar de intellectueel, alias de “weldenkende Nederlander”, zich door ratio zou laten leiden. Maar de gewone man kent de realiteit heel goed. Vaak beter dan de academici in hun witte wijken, die hun trendy zienswijzen graag uitdragen als moreel superieur, als de Betere Gedachten. Terwijl er bij hen absoluut eigenbelang meespeelt. De globalisering biedt hoogopgeleiden carrièrekansen, maar is voor praktisch opgeleiden vaak bedreigend.’

‘Door die ongelijkwaardigheid krijg je een deformatie van het debat. Zo wordt de belevingswereld van de één niet benut, en de modieuze visie van de ander ook nog eens heel pretentieus gebracht. Dan heb je dus geen populist nodig om al een enorm gevoel van ontevredenheid bij de bevolking te veroorzaken.’

‘De gewone man kent de realiteit vaak beter dan de academici in hun witte wijken, die hun trendy zienswijzen graag uitdragen als moreel superieur’ ‘Het democratisch debat is daardoor gefrustreerd. Neem de discussie over massa-immigratie: hoeveel mensen kun je hebben en stel je daar bepaalde voorwaarden aan? Dat zakelijke debat is eigenlijk nooit gevoerd. Het werd meteen gelinkt aan xenofobie en fascisme.

Dat mag je gerust de onderbuik van de elite noemen, want die intentie had de gewone man helemaal niet.’

Ode to the bastards