Ik krijg veel berichten van lezers dat ze nieuwsgierig zijn naar mijn thriller: "Voor het leven getekend "
Ze vragen dan ook of ik iets wil posten. Bij deze zal ik dan hier de proloog plaatsen.
Ik kan verder na alle eerlijkheid zeggen dat ik vaak te horen krijg dat mijn verhaal lekker vlot weg leest. Dit zie ik uiteraard als een groot compliment.
Lezers die na het lezen van de proloog geinteresseerd zijn... Mijn boek is bij elke boekhandel en webshop te bestellen. Wilt u een gesigneerd exemplaar.... ook dat kan. Stuurt u mij een berichtje en ik zorg ervoor dat het goedkomt.
Bij genoeg belangstelling zal het boek ook als e-book worden uitgegeven.
En dan volgt nu de proloog:

Proloog    
 
 
                                                                                              
Tik. Tik. Tik. Gek werd ik van het geluid van mijn richtingaanwijzer. Deze gaf aan dat ik linksaf wilde slaan. Gek werd ik van de stoplichten. Dit was al de vierde die ik in korte tijd tegenkwam. Dat was nog niet eens het ergste. Het ergste was dat ik tot nu toe de pech had dat elk stoplicht voor mijn neus op rood sprong. Alsof de duivel ermee speelde. En tot overmaat van ramp leek het iedere keer weer een eeuwigheid te duren voordat de afgrijselijke kleur rood in groen veranderde. Ook werd ik gek van de bestuurder voor mij in zijn BMW. Uiteindelijk was het zijn schuld dat ik daar stond te wachten. Als hij gewoon door was gereden toen het stoplicht op oranje sprong had ik mooi mee kunnen profiteren. Was ik tenminste al weer meters dichter bij mijn eindbestemming. Geen minuut had ik te verliezen, maar nee hoor. Ik had de pech dat juist ik nu te maken kreeg met een zekere rijder, een zondagsrijder. Pfff. Ik haatte die man. Al kende ik hem niet persoonlijk, ik haatte hem toch. Ik omklemde mijn stuur zo stevig dat de knokkels van mijn handen spierwit werden. Zo kwaad was ik. Zo ontzettend kwaad. Ik kon me niet herinneren dat ik ooit eerder in mijn leven zo kwaad op iemand ben geweest. Ik wilde en zou nu zo snel mogelijk bij dat mens zijn. Zij moest van het leven beroofd worden. Zij moest voorgoed van de aardbodem verdwijnen. Dat mens MOEST dood. Dat mens verdiende het niet om ook nog maar één seconde
langer te leven en ik… Ik zou die persoon in kwestie persoonlijk naar een andere wereld helpen. Niemand die me nog tegen kon houden. Niemand! Ik beet op mijn onderlip. Met gebalde vuisten sloeg ik op mijn stuur. ‘Spring dan toch op groen man. Ik heb geen tijd te verliezen. Verdomme toch!’, schreeuwde ik hardop.
Eindelijk kreeg ik mijn zin. Ik kon mijn weg vervolgen. Met piepende banden maakte ik vaart. Ik trapte het gaspedaal helemaal in. Nog maar een paar minuten en dan zou het gebeuren.
 

proloog