Brussel A/R
Een Thalys-trein gooit me op het perron van Brussel-Zuid. Hier begint straks mijn nieuwe leven. Ik ga met de roltrap naar beneden, mijn trolley achter me aan sjokkend. Naar links, naar rechts? Ik volg de mensenstroom en kom bij een uitgang, waar daklozen bijeentroepen. Waar zal ik slapen? Ik heb wel wat spaargeld mee en besluit in de buurt een onderkomen te zoeken. Het Ibis-hotel valt nog wel mee en het is netjes. Ik krijg een kamertje op de tweede verdieping met zicht op een zijstraat. Op de boulevard ruist het verkeer voorbij. Het wijnrode deken is zorgvuldig op het bed gedrapeerd en in de zakdoekgrote badkamer liggen gastenzeepjes en een plastic muts.
Ik bel een vriend van een vriend, un frère, die me wel wegwijs zal maken in Brussel. We spreken af in een galerij aan de Naamse Poort, hartje Matongé. Alphonsine heeft er een eettentje. Ze knijpt in m’n wang, wanneer ik een biertje bestel. Ze is een ‘cousine’ van mijn moeder en zal ook een oogje in het zeil houden. In een mengeltaaltje van Frans en Lingala vertrouwt ze me toe dat Brussel nog wel meevalt. De stad is wisselend, heeft vele gezichten. Er zijn wijken waar je uit je doppen moet kijken, er zijn racisten. Maar er zijn ook lieve mensen. Tijdens de kerkdienst ontmoet je vast een paar fijne lui en misschien kan je ook in het koor zingen? Ik eet een hap rijst en laat de hete saus op mijn tong branden. Een slok bier en ik ben alweer op pad.
Naar Simonis deze keer, waar ik met de schoonbroer van Samir heb afgesproken om een appartementje te bezoeken. Het ligt in een rustige straat, één hoog, de eigenaar is een Turkse man. De keuken is een samenraapsel van kastjes, de muren zijn ongeverfd achtergelaten en een muffe geur overheerst. De 650 euro die gevraagd wordt, zal ik wel kunnen betalen, denk ik ... Werk vinden, dat is de volgende stap. Een ernstige job, niet zomaar lanterfanten en drugs verkopen.
Alphonsine zwaait met een formulier op gerecycleerd papier. Een zeer serieuze werkgever, dit! Veel van de frères hebben hier werk gevonden. Bandwerk, nachtploegen, bereikbaar met de trein. Een correct loon.
’s Avonds praat ik met de receptioniste van het hotel. Ze ziet er leuk uit en wil me wel helpen om het formulier in te vullen. Straks zit haar shift erop. Dat ik amper kan lezen en schrijven, heb ik er niet bij verteld. Het meisje heeft leuke krulletjes. Ik bekijk mijn nieuw leven nu al door een roze bril. De mensen zijn vriendelijk, ik heb te eten, krijg een nieuwe woonst en kan een toekomst opbouwen. Een korte klop op de kamerdeur, slaapwandelend kruip ik recht. Het meisje van de receptie ... waar ligt het formulier met het oranje logo? Welke opleiding wil je noteren, euh ... iets met mechanica? Ken ik mensen binnen het bedrijf? Talenkennis? Ik frunnik aan haar bloesje. “Massage, miss?”, vraag ik heel stil en zo verleidelijk mogelijk.
Brussel begint nog maar pas. Ik zucht. Né pour briller ...

Brussel verhaal