Ondanks de vieze geur, was het niet vies. In één slok dronk ik het kopje leeg en gaf het terug. “Ga maar even liggen, je zal wel moe zijn” zei de lieve vrouw, ze wees naar een plekje in de tent er lagen dekens en kussens op de grond “Het is wel geen bed, maar meer kunnen we onszelf niet veroorloven” Het maakte me niet uit, ik was allang blij dat ik even ergens uit de sneeuw kon liggen, ergens waar het warm was, uitrusten daar had ik zo naar verlangd. 

Het duurde niet lang of ik viel in slaap, ik droomde over de ijstrol. Een droom die telkens terugkeerde. Alleen dit keer was anders, hij keek me niet aan terwijl hij dat normaal wel deed. Zijn rug bleef naar mij toegekeerd, net of hij me iets duidelijk wilde maken.

Loading full article...