Vanwege mijn werk kom ik regelmatig op begraafplaatsen. Het is daar vaak minder doods en somber dan je zou verwachten. Soms kom je er zelfs engelen tegen....

Terwijl het zonlicht in duizenden lichtvlekjes op de grond en de overwoekerde grafstenen valt loop ik als in een vertraagde film langzaam onder de hoge bomen over de verlaten begraafplaats. Stapje voor stapje word ik stiller en stiller; steeds meer oog en oor.

De lange paden over de begraafplaats zijn omzoomd door hoge bomen met daartussen grafmonumenten. Aan de kopse kanten staan grote beelden van engelen op hoge sokkels. Kijkend tussen de bomen door zie ik rommelige rijen graven in de schaduw van eeuwenoude bomen, grote pompeuze kruizen steken her en der boven de graven uit.

Een totaal overwoekerd graf ligt diep weggescholen achter een metersdikke conifeer – groen uitgeslagen tekst niet meer leesbaar in duistere schaduw. Bij een engel die beide armen uitgespreid heeft; het hoofd een beetje achterover en de blik waarschijnlijk op het hogere gericht sla ik rechtsaf en kijk in kleinere paden die parallel lopen met het hoofdpad waar ik zojuist liep.

Na twee paden gekruist te hebben volgt een nieuw pad waar een dikke man op een klapstoeltje zit. Hij heeft het stoeltje schuin voor een grafsteen gezet. Naast hem staat een tafeltje met een groot portret en een kopje met schoteltje en een klein vaasje met bloemen; op de grond naast de klapstoel een thermoskan en een grote gettoblaster. Er is geen muziek te horen. De man prevelt zachtjes voor zich heen. Waarschijnlijk in gesprek met zijn overleden dierbare.

Loading full article...