De paardenjongen
Het was vroeg in de ochtend en de dauw lag nog over de velden. Een man van een jaar of achtenveertig liep op klompen met een gebogen rug naar de paardenstal en maakte de deur open. Hij deed dit iedere ochtend, maar vandaag had hij een andere tred. Hij slenterde en zijn schouders hingen lager. Hij begroette zijn paarden altijd door ze één voor één over hun snuit te aaien. Toen hij halverwege de stal was en bij zijn lievelingspaard aankwam, vulden zijn ogen zich met vocht en voelde hij de eerste traan over zijn wang rollen. Al snel volgden er meer, waarna hij in snikken uitbarstte.
Zijn hart ging altijd al uit naar de paarden. Als klein jongetje mocht hij met zijn vader mee naar de koersen in Duindigt en Wolvega. Naast zijn vader zat hij dan op de grote tribune tussen de mensen. Hij keek ademloos naar de paarden, die met hoge snelheid over de renbaan stoven om als eerste bij de finish te eindigen, en naar de pikeurs, die op hun sulky's de paarden aanspoorden om steeds sneller te rennen. Prachtig vond hij dat.
Na afloop van de wedstrijd gingen ze altijd bij de paarden kijken. Op de koers was het vaak heel druk. Mensen kwamen in groten getale van de tribunes naar beneden. Sommigen liepen direct naar de loketten, omdat ze bij het wedden op hun favoriete paard gewonnen hadden. Anderen gingen wat drinken. De illegale bookmakers hadden het druk met het uitbetalen van de winsten aan de mensen die bij hen gegokt hadden. Daar tussendoor liepen de paarden terug naar hun vaste plekken. Ze waren bezweet door het harde rennen. De knechten spoelden ze af en daarna werden ze geborsteld.
Ondanks dat hij klein was en de paarden heel groot, was hij niet bang uitgevallen. Hij durfde dichtbij te komen en ze te aaien. Vol bewondering keek hij omhoog naar het prachtige dier. De grote bruine ogen keken hem lief aan en hij voelde dat hij het paard kon vertrouwen. Het gebeurde wel eens dat zo'n knecht hem oppakte en bovenop het paard zette. Vanaf die hoogte kon hij over de hoofden van de mensen kijken. Een brede lach verscheen op zijn gezicht en zijn ogen begonnen te glimmen. Later thuis zou hij trots aan zijn moeder vertellen wat hij meegemaakt had.
Vanaf een jaar of vijftien werkte hij bij een paardentrainer. Hij maakte de boxen schoon, voorzag ze van nieuw stro, verzorgde de paarden en zette ze aan de loopmolen. Ooit zou hij zijn eigen bedrijf beginnen wist hij.
Maar wel mooi!