Kees keek met een gerimpeld gezicht en half kaal hoofd het publiek in. Ondanks zijn oude leeftijd had hij niet de ervaring om een goede preek voor te bereiden. Een beroep als dominee was niets voor hem, wel als vrijwillige kerkhelper in de kerkgemeente De Oase. Maar nu was het er toch van gekomen om voor een groot publiek te spreken.

In zijn vroegere jeugd had hij iedere zondag trouw de kerk bezocht, de regeltjes waren hem door zijn ouders ingegeven. Pas sinds twintig jaar was hij van dat strakke imago afgestapt, deze Pinkstergemeente vond hij veel vrijer met gezang en preken zonder de kerkelijke regeltjes. Het besloeg een lange periode, waarin zijn getrouwde vrouw en kind natuurlijk een rol inspeelde. Wat hem er toe dreef toch iedere zondag de kerk te bezoeken wilde hij het publiek vertellen.

Bij Lucas 7 vers 36 tot 39 sloot hij zich aan bij de mening van de Farizeeër die Jezus niet beschouwde als profeet, ondanks dat de vrouw Jezus voeten had gezalfd met olie. Dat de vrouw het lef had genomen om dat niet eerst te vragen aan Jezus zei genoeg voor hem. Als Jezus namelijk wel een profeet was geweest, zou hij nog verder vooruit hebben gekeken en het tegen de vrouw hebben gezegd.

Wat Kees ook bewoog om een gelovige te blijven waren de zonden die in het O.T. vervuld worden met dierlijke en menselijke offers. Om een prijs te betalen zul je dus eerst iets moeten offeren. De voorbeeldfiguur Jakob die zijn eigen zoon daarom om het leven bracht vond Kees een verkeerde keuze.

Kees wilde zijn preek eindigen met wat iedere christen weet en niet over uitgepraat raakt: het koninkrijk van God. Na zijn overlijden mochten slechte invloeden van deze aarde niet meegenomen worden naar het hiernamaals. Het positieve zelfbeeld bestaat uit het verlangen op een daverend applaus van mensen bij het binnentreden in het koninkrijk En vooral het toejuichen van Jezus mag niet ontbreken. Dit gezegd te hebben gaf hij het woord aan de leider van de dienst.

Al 50 jaar gelovig