Aardpeer of Helianthus tuberosus
De aardpeer behoort tot het geslacht van de zonnebloemen. In tegenstelling tot de gewone zonnebloem {Helianthus annuus), is de aardpeer een overblijvende plant, die zich niet door middel van zaden maar door knollen vermenigvuldigt. De aardpeer vindt haar oorsprong in Noord-Amerika, waar ze eeuwenlang door de Indianen als voedselplant werd gebruikt. Rond het einde vande 16e eeuw kwam ze naar Europa. Hondius was een van de eerste Europeanen die in zijn kruidentuin van het buitengoed 'De Moufeschans' bij Terneuzen aardperen kweekte. Van daaruit verspreidde de plant zich over Zeeland en later over Vlaanderen. Rond 1600 werd de aardpeer de hoofdbron van koolhydraten in het West-Europese dieet totdat de aardappel die plaats overnam midden 18° eeuw
Dodonaeus
‘Die van Canada eten deze wortels voor een lekkere, doch gewone spijs. Hier te lande en in Frankrijk gegroeid worden ze gekookt en met peper gegeten. In Zeeland zijn ze ook in groot gebruik van half november af (want dan mag men ze goed beginnen uit de aarde te nemen) tot Pasen toe. Men mag ze koken, in meel wentelen, in boter fruiten of in de pan bakken en met suiker besproeien net zoals de suikerwortels of koken tussen twee schotels of anders in boter of olie stoven en met peper en gember, foelie of andere specerijen zoals kaneel endn agelpoeder eten of met een saus van boter en azijn.
Het blad en de bloem zijn kleiner dan die van de zonnebloem. De plant gaat bloeien naarmate de dagen korten, hoewel in onze streken lang niet alle rassen bloemen dragen. De stengels en deb laderen dienen als voer voor konijnen en vee; de wortelknol is daarentegen een smakelijk alternatief voor aardappelen. Omdat hij geen glucose maar hoofdzakelijk uit fructose opgebouwde inuline bevat, is de aardpeer een geschikte groente voor diabetici. De knoestige knollen worden als aardappelen gegeten, alleen is de smaak duidelijk anders, zoet en waterachtig, ze smaken eerder naar artisjok, vandaar ook de Engelse benaming Jerusalem artichoke.
Telen en Oogst