Sluwe John verliest (nooit) zijn streken (deel 5)
Jacques en Ruud parkeren hun auto op een kleine parkeerplaats bij een pittoresk, oud kerkje. Het gebouwtje is al behoorlijk vervallen en steekt behoorlijk af bij de naastgelegen kroeg, die zo te zien pas geleden nog is gerenoveerd. “Een likje verf zou geen kwaad kunnen”, bromt Jacques terwijl hij een blik werpt op het kerkje. Hij fronst zijn wenkbrauwen. Ruud heeft meer interesse voor de kroeg. Als ze ergens John moeten kennen, zou dat toch hier moeten zijn. Zonder iets te zeggen, maakt Jacques duidelijk dat ze toch eerst naar de kerk moeten. John was, zoals bekend, behoorlijk gelovig wat eigenlijk totaal niet strookte met zijn andere ‘bezigheden’.
Jacques klopt een paar keer op de grote, houten deur waar de verf behoorlijk van is afgesleten. Hier en daar zie je nog wat de oorspronkelijke kleur is geweest: donkerbruin. Er komt geen reactie. Ruud wil al weglopen, maar Jacques staat erop het nogmaals te proberen. Jacques klopt nog eens, nu wat harder. Nog steeds niets. Misschien moet Sjaak zijn gewicht in de strijd gooien, denkt Ruud. Het lijkt wel of Jacques gedachten kan lezen, want hij probeert nu de deur door er flink aan te gaan hangen. De zware ijzeren klink piept als hij ‘m probeert omlaag te duwen. Een drupje olie zou geen overbodige luxe zijn. De deur geeft niet mee. Hij zit duidelijk op slot. Er verschijnt een grijns op het gezicht van Ruud. “Straks zit de dominee gewoon hiernaast”, grinnikt hij. Jacques vindt het een stuk minder grappig. Dat is aan zijn gezicht te zijn. Wat is het toch een chagrijn, denkt Ruud. Hij zou eens wat meer moeten ontspannen. Misschien zouden ze dan wat minder botsen met elkaar.
Zonder verder iets te zeggen, draait Jacques zich om en loopt met grote stappen naar de kroeg. Zijn oude, beige regenjas flappert achter hem aan. Het is een grappig gezicht, vindt ook Ruud. Hij kan een grijns niet onderdrukken. Net of Sjaak achtervolgd wordt door zijn eigen jas. Ruud loopt achter Jacques aan en kijkt eens naar het gebouw. Het is duidelijk zichtbaar dat deze kroeg vroeger een boerderij is geweest. Het dak heeft nog de authentieke rieten bedekking, die vaak wordt gebruikt bij boerderijen. Het dak contrasteert mooi met het lichte, kalkzandsteen waar de rest van het gebouw uit is opgetrokken. Het kleine terras is leeg en verlaten. “Niet zo vreemd met dit weer”, merkt Ruud op en gebaart naar de onbezette houten tafeltjes en stoelen. Jacques kijkt even om, maar reageert hier verder niet op.
Op de grote, donkere eikenhouten deur hangt een bordje, waar OPEN op staat. Als Jacques de deur openduwt, komt de uitnodigende geur van verse koffie Ruud tegemoet. Hij hoopt dat ze even de tijd nemen voor een bakkie.
Het interieur van de kroeg is nog redelijk herkenbaar als boerderij. De grote, donkere, houten dwarsbalken, die diagonaal langs de strakke, wit gestucte plafonds lopen, zijn nog altijd aanwezig. Ze geven de kroeg wat extra charme. Middenin de ruimte staat een enorme, lichtbruine bar met een zestal barkrukken ervoor. Boven de bar hangt een ouderwetse, koperkleurige hanglamp. Jacques hijst zich op één van de krukken. Het leer zit behoorlijk comfortabel. Er verschijnt warempel een kleine glimlach op het gezicht van Jacques. Ruud heeft dat moment net gemist, want als hij gaat zitten, kijkt Jacques alweer ernstig.
In de uiterste hoek van de kroeg zit een man in een donkergroene, wollen trui. Hij zit te ontbijten en heeft een krant voor zich liggen. De man is grijs aan de slapen. Dat moet de dominee zijn, denkt Ruud. Zit hij toch in de kroeg! Ruud hoort dat Sjaak twee koffie bestelt. Gelukkig, we nemen een bakkie, denkt Ruud verheugd. Jacques pakt de foto van Sluwe John uit zijn binnenzak en toont die aan de vrij jonge barman. De vriendelijke man vertelt dat hij John weleens heeft gezien, maar nooit echt contact met hem heeft gehad. “Misschien kan mijn vader u verder helpen”, zegt de jongeman beleefd terwijl hij koffie zet. Hij draait zich om en legt uit dat zijn vader de eigenaar is van de kroeg en dat hij, als zoon, af en toe een handje helpt. Zijn vader is momenteel in het dorp om wat inkopen te doen voor de kroeg. “Ik verwacht hem over een uurtje wel weer terug”, besluit de jongen zijn verhaal. Hij plaatst twee kopjes dampende koffie op de toonbank. Jacques richt zijn aandacht op de man in de hoek. De man is zojuist klaar met eten. Hij schuift zijn bord achteruit en verdiept zich in de krant. Af en toe neemt hij een slok koffie of thee. Het lijkt erop dat hij niets heeft gehoord van het gesprek met de barman. Jacques staat op en laat zijn koffie voor wat het is. Hij loopt naar de hoek van de kroeg. De man achter de krant kijkt op als Jacques zich voorstelt. Ruud verlaat zijn kruk en volgt zijn meerdere, maar niet voordat hij zijn kop koffie heeft opgepakt.
Terwijl Jacques de vragen stelt, maakt Ruud weer de aantekeningen. Het is inderdaad de dominee die hier zit te ontbijten. Hij vertelt dat hij John kent van de zondagse dienst. Elke zondag was John aanwezig in de kerk en hij had altijd zijn vaste plek: achteraan. Hij kwam altijd binnen net voordat de dominee wilde beginnen aan zijn preek legt de dominee uit. Waarschijnlijk dacht hij dat minder zou opvallen dan wanneer hij met de groep naar binnen ging, denkt Ruud. John bleef ook nooit tot het eind. Net voordat de dominee zijn preek zou beëindigen, was John al stilletjes opgestaan en had hij het kerkje verlaten. Hoewel Sluwe John hoopte onopgemerkt te blijven, wist iedereen in het dorp van zijn vaste zondagsritueel. In zo’n klein dorp blijft niet veel geheim. “Daarom viel het zo op dat hij de vorige dienst aan zich voorbij heeft laten gaan”, vervolgt de dominee zijn verhaal. De dominee had verwacht dat John zijn vaste plaats achterin weer zou innemen, maar vreemd genoeg bleef de plek leeg.
Dit roept allerlei vragen op bij zowel Ruud als Jacques. Wat was er zo belangrijk dat John zijn zondagsdienst ervoor wilde missen? Of was hij om een andere reden verhinderd? Leefde John toen nog wel? Hij was zondagavond gedood, dus in principe had hij gewoon de dienst kunnen bijwonen. Misschien was hij wel vastgebonden (hoewel de lijkschouwer daar geen bewijzen van had kunnen ontdekken). Of werd hij onder schot gehouden. De wildste verhalen ontstaan in het hoofd bij Ruud. Hopelijk komt de eigenaar van de kroeg snel terug. Wie weet kan hij hun meer vertellen...
Drinkt hij het beide om de beurt? Was daar benieuwd naar als schrijver 🤓