Alzheimer: Crisis op de afdeling
Als ik van de bushalte naar de zorginstelling loop, word ik gepasseerd door een ambulance. Hij slaat af naar de instelling. Ik versnel mijn pas. Ja hoor, daar staat-ie. Met bange voorgevoelens haast ik me naar de afdeling. Het zal toch niet?
De deur die altijd gesloten is, staat nu open. Een verzorgende houdt de wacht. “Loop maar verder hoor! Ze is op haar kamer. Schrik niet, we hebben een crisis.” Ze wijst in de richting van de kamer van de nieuwe bewoner. Ik zie ambulancepersoneel, een bekende verpleegkundige, een vrijwilliger. Als ik ze passeer hoor ik gekerm en zie ik bloed. Ook druppels en vegen op de gang. En glas.
In de huiskamer huilt een oude vrouw. Iemand van de verzorging troost haar. De man met de snor bonst in zijn rolstoel tegen de muur. En weer, en weer. Iemand lacht hysterisch. Het ruikt naar poep. In de tuin zie ik de kromme mijnheer met de poppenmevrouw. Ze staan in elkaars armen alsof ze veiligheid zoeken. De man uit Brazilië schreeuwt. Onverstaanbare oerklanken. Paniek.
Mijn moeder komt net haar kamer uit. Ze maakt een verwilderde indruk. Het duurt even voor ze me ziet. Ik omhels haar en loods haar terug haar kamer in. De deur doe ik dicht. Hier is het rustig. Trillend gaat ze zitten in haar stoel. Ik pel een mandarijn voor haar en zet Chopin aan. Ik wacht tot ze gaat praten.
“Het is hier niet wuis,” zegt mijn moeder. “Die vent is gek. Gevloord. Hij ging door het gras en nu is er bloes. Overal bloes. Ik bedoel natuurlijk bloek.” “Maar op je kamer is het wel pluis, toch mam,” zeg ik. “Hier ben je veilig. Hier kan niemand binnenkomen. Alleen mensen van de verzorging.” Ze ademt bibberig uit en leunt achterover. “Als jij dat zegt, neem ik dat van je aan”.
then €5.99/month after 14 days
Start your 14-day free trial now to publish your sponsored content. Cancel anytime.