Alzheimer: Opperste verwarring
In de rapportages had ik het al gelezen: “mevrouw is vandaag erg verward.” Op alles voorbereid klop ik op haar kamerdeur. Ik hoor mijn moeder heen en weer schuifelen. Ze mompelt wat. Ik klop nogmaals. “Mam, doe je de deur open? Ik ben er!”
Even is het stil. Dan gaat de deur voorzichtig open. Haar gezicht licht op. “Wat fijn lieverd, wat fijn!”
“Je boft dat ik niet aan het werk ben,” zegt ze. “Want ik heb het heel druk. Er zijn nu twee klassen. En die ander is niet komen opdagen. Dus ik wil een tussendeur maken. Want je weet hoe kinderen zijn.” Ze staat op uit de stoel waarin ze net was gaan zitten en loopt naar de deur. “Ga je nú die tussendeur maken?” vraag ik. Ze knikt, opent de deur en stapt de gang op. Ik volg haar en sla mijn arm om haar heen.
We wandelen naar de huiskamer. Daar kijken medebewoners met open mond naar de tv. Mijn moeder verstijft. “Nou zitten hier allemaal oude mensen! Zo kan ik toch niet stofzuigen!” Ze wijst ontstemd naar de man met de snor, normaal gesproken toch haar grote vriend hier. “En zijn zwemelaar is gesluimeld!” Hij zegt iets onverstaanbaars terug. Ik leid mijn moeder af.