#Bestrijdingsmiddelen uit de landbouw dringen diep door in natuurgebieden. De chemicaliën zitten in planten en mest van vee in beschermde natuurterreinen in Drenthe.
Joop Bouma3 juni 2020, 6:00

Dat blijkt uit onderzoek van Natuurmonumenten en de Drentse bewonersorganisatie Meten=Weten. Er zijn monsters van planten genomen in onder meer het Dwingelderveld, Leggelderveld en het Holtingerveld, drie natuurgebieden die vallen onder het Europese natuurbeschermingsprogramma Natura2000. In alle onderzochte planten en mest zitten sporen van meerdere bestrijdingsmiddelen. Ook op natuurterreinen van Het Drentse Landschap zijn de chemicaliën gevonden.

Natuurmonumenten en Het Drentse Landschap willen dat minister Carola Schouten van landbouw, natuur en voedselkwaliteit een breed landelijk onderzoek begint naar landbouwchemicaliën in natuurgebieden. “Dit is ernstig. We zijn geschrokken van de uitkomsten. We weten niet wat deze stoffen aanrichten”, zegt Ruud Kreetz, gebiedsmanager van Natuurmonumenten in Zuid-Drenthe. Hij spreekt van een deken van gif die over het landschap ligt.

Vorig jaar toonde Meten=Weten na steekproeven aan dat in tuinen grenzend aan bollenvelden in de Drentse gemeente Westerveld resten van meer dan 50 bestrijdingsmiddelen zitten.

Nadien zijn in een onderzoek van het RIVM ook sporen van landbouwgif in babyluiers gevonden.
In Drenthe worden volop lelies verbouwd, een teelt waarbij veel chemicaliën worden toegepast.
Ook stoffen op kilometers van landbouwpercelen

Meten=Weten pleitte na de eerste studie voor ruime spuitvrije zones rondom de landbouwpercelen. Maar het jongste onderzoek lijkt aan te tonen dat die maatregel maar een beperkt effect heeft. In de zeventien monsters die ditmaal ver van bewoonde gebieden in de natuur zijn genomen zijn bestrijdingsmiddelen aangetroffen – ook van landbouwgif dat al jaren niet meer in de Nederlandse landbouw mag worden gebruikt. Er zijn 31 verschillende chemicaliën gevonden, waaronder neonicotinoïden (‘bijengif’).

De bestrijdingsmiddelen zitten in planten kilometers diep in de terreinen, ver van landbouwpercelen. In het nationaal park Dwingelderveld, een natuurgebied van 37 vierkante kilometer bij Beilen, zijn tot op meer dan vier kilometer van akkers verwijderd nog zes verschillende gifstoffen gevonden. In het Holtingerveld bij Uffelte werden op een locatie ruim een kilometer van akkers zelfs meer gifstoffen (11) gevonden dan aan de rand, op 30 meter van de landbouwgrond (6 stoffen). Bij Uffelte is er een omvangrijke teelt van bloembollen, aardappelen en suikerbieten.

Dwingelderveld in Drenthe.
De concentraties landbouwgif in de planten uit natuurgebieden zijn doorgaans laag (tussen de 0,30 en 33 microgram per kilo droge stof). Maar toxicologen zijn vooral bezorgd over het effect van stapeling van meerdere landbouwchemicaliën in planten en dieren en over de gevolgen van langdurige blootstelling op flora en fauna. Daar is nog weinig van bekend.

De Nederlandse toezichthouder Ctgb beoordeelt bij de toelating van bestrijdingsmiddelen alleen de veiligheidsrisico’s van individuele stoffen. Een eventuele interactie met andere landbouwchemicaliën wordt niet onderzocht. Wetenschappelijk onderzoek naar ‘stapelingseffecten’ is nog maar net op gang gekomen.

Vorig jaar bleek uit onderzoek van de Universiteit Leiden dat organismen als watervlooien in de natuur 2500 keer gevoeliger zijn voor het omstreden ‘bijengif’ thiacloprid, dan tijdens laboratoriumtesten. Laboratoriumstudies worden onder optimale omstandigheden uitgevoerd, terwijl in de natuur de situatie vaak complexer is. Maar alleen de uitkomsten van labtesten zijn maatgevend voor de beoordeling van de veiligheid van middelen. Volgens toxicologen zeggen die veiligheidsstudies weinig over de risico’s voor planten en dieren in de natuur.

“We moeten echt veel meer onderzoek doen naar het effect van de cocktail aan bestrijdingsmiddelen waaraan organismen in de natuur worden blootgesteld”, zegt Kees van Gestel, hoogleraar toxicologie aan de Vrije Universiteit, na lezing van het rapport van de onderzoekers. “Uit onze studies met neonicotinoïden blijkt dat zeer lage concentraties in de natuur al effecten hebben op bijvoorbeeld bodemdieren. Ook niet-insecten, zoals regenwormen, zijn zeer gevoelig voor deze stoffen.”
Onderzoek Natuurmonumenten:

Landbouwgif zit diep in de beschermde natuur