Bewust verprutst
Een tikkeltje afgunstig kijk ik door het raam naar de voorjaarsnestenbouwers. Het is een af-en-aan gevlieg, gefladder en gefluit. Hoe kunnen die vogeltjes het steeds weer opbrengen, had ik maar half hun energie. Maar ik hang vrij lusteloos op de bank.
Mijn blik gaat weer richting televisie. Er is een barre interessante herhaling van een debat over de voorjaarsnota. Allemaal kundig verpakte sneren naar elkaar. Die onzin kan ik missen als kiespijn, dat elkaar vliegen afvangen, de zogenaamde begripvolle wederzijdse beschuldigingen. Ik geloof nog eerder dat één van die kikkers uit de watergang achter ons huis in een prins veranderen zou wanneer ik hem hartverwarmend zoen, dan dat dit dramakabinet voor Goede Vrijdag nog paasgeluk zou bijdragen.
Puffend sta ik op, schakel die treurbuis uit. Ik sleep mezelf de trap op, moet hoognodig wat aan mijn slaapkamergeluk doen, voor de doordenkers onder jullie, mijn trouwe lezers, ik heb het hier niet over mijn bijna alles overheersende seksleven, maar over het plantje. Het staat boven, in één van mijn vele badkamers te wachten opdat ik de douche erop zet. Nee, niet om het daarna droog te deppen met een badlaken omdat ik zo nodig weer eens een steekwoordenverhaal denk te moeten schrijven. Nee echt niet. Het plantje staat daar omdat het echt behoefte heeft aan verzorging. Net zoals de vele kamers in mijn huis echt schreeuwen om een schoonmaakbeurt.
Maar tja, het gaat er niet van komen. Deels door tekort aan energie en deels door een chronisch gebrek aan grotevoorjaarsschoonmaakoutfitten.