Bij de waterput
Ik kom bij in de schaduw van een put. Er ligt een ijskoude doek op mijn voorhoofd. Twee van de arbeiders die me hierheen gedragen hebben, zien erop toe dat ik weer de controle over mezelf terugkrijg. Daarna gaan ze weer aan het werk.
Ik sluit mijn ogen en verwelkom een koel briesje dat is op komen zetten. Ik zou hier eeuwig kunnen blijven liggen.
Opeens val er een schaduw over mij heen. Ik kijk op en zie een vrouw bij de put staan. Ze lacht naar me en vraagt om water. Aan haar elegante kleding te zien hoort ze bij het gezelschap van de farao.
Ik sta onmiddellijk op om aan dat verzoek te voldoen. Ik voel haar ogen op me en die intense blik zorgt ervoor dat mijn handen trillen waardoor ik de helft van het water mors.