Als de Britten of de Amerikanen iets ‘Dutch’ noemen, is het meestal geen frisse bedoening. Waar hebben wij die negatieve reputatie aan te wijten? Gaston Dorren geeft het antwoord in zijn boek ‘De Dutchionary’.
Dutch Butt Disease voor lelijke dikke billen.
Double Dutch voor koeterwaals.
Dutch treat voor juist niet trakteren.
Een Dutch rose voor als je met je hamer de spijker mist en het hout raakt.
Dutch oven voor een scheet in bed.
Dutch courage' betekent: jezelf moed indrinken
En een Dutch uncle geeft je op je donder.

Als je naar de Engelse taal kijkt, lijkt het wel of Engelsen en Amerikanen ons laffe, lompe, lelijke, boerse, vieze, blowende, oversekste en suïcidale oplichters vinden. Die ook nog eens de straat verkeerd oversteken door middel van een Dutch crossing.

Nederlanders komen er niet best vanaf in de Engelse taal. “Wat Dutch is, deugt niet”, zo vat Gaston Dorren het samen. De taaljournalist ging voor zijn woordenboek ‘De Dutchionary’ op zoek naar Engelse termen met ‘Dutch’ erin. Hij stuitte op ruim 500 woorden en woordcombinaties. Een kleine 150 daarvan zijn negatief.

In het Engels wemelt ook van de minder bekende metaforen waarin onze naam op twijfelachtige wijze opduikt. Neem ‘Dutch Alps’ (schertsend voor kleine borsten), ‘Dutch rose’ (een hamerafdruk in het hout als je naast de spijker hebt geslagen) en ‘Dutch wife’ (een sekspop). De voorbeelden liggen voor het oprapen, aldus Dorren.

Hoe komen wij Nederlanders aan zo’n kwalijke reputatie?
“Het is begonnen in de zeventiende en achttiende eeuw. De Engelsen beschouwden ons toen als geduchte concurrenten in de strijd om de koloniën. We voerden destijds ook oorlog tegen elkaar. Daarom gaven de Engelsen ons het imago van dronken, onverstaanbare, machtsbeluste lieden. Ze vonden dat wij het voor zo’n klein landje nogal hoog in de bol hadden. We waren volgens hen te trots. En ondankbaar, want we zouden te weinig waardering hebben voor het feit dat de Engelsen ons hadden gesteund in de strijd tegen de Spanjaarden.

“In de negentiende eeuw kwam er in de Verenigde staten nog een hele nieuwe lading negatieve termen bij. Er waren toen miljoenen Duitse immigranten naar Amerika getrokken. De Engelstalige inwoners voelden zich overlopen. Ze duidden de ‘Deutsche’ nieuwkomers gemakshalve aan als ‘Dutch’. Alles wat slecht was, projecteerden ze op hen. De immigranten golden bijvoorbeeld als boers. Vandaar een term als ‘Dutch crossing’: de straat oversteken zonder de regels te respecteren.”
Stammen al die beledigende termen uit het verleden, of komen er nog steeds nieuwe bij?

“Het gaat gewoon door. In de moderne tijd is er zelfs een derde golf van pejoratieve begrippen ontstaan. De toevoeging ‘Dutch’ heeft nu vaak betrekking op seks, drugs of sluwheid. Of op economische verschijnselen. Denk aan de ‘Dutch disease’ als een land natuurlijke rijkdommen heeft aangeboord – zoals Gronings gas – en vervolgens de rest van de economie verwaarloost.”

'Dutch’ staat voor seks, drugs of sluwheid