De stille slachting op het boerenland:wie betaalt de prijs van overvloed?
Het is hier, op het plein voor de basiliek van Sainte-Anne d’Auray dat Jeffredo in de vroege ochtend van 11 oktober 2015 iets deed om het verdriet van zijn vader te verzachten. Met een paar vrienden laadde hij zeshonderd witte piepschuimkruisen uit een kleine vrachtwagen en ordende ze in een strakke slagorde van vijftien bij veertig. Zes maanden lang had hij samen met zijn schoonbroer deze kruisen uit de deksels van de diepvriesdozen van de industriële zalmkwekerij Saumonerie du Loch in het nabijgelegen Crac’h gezaagd. Met houten staafjes bevestigden ze ze op plankjes van populierenhout.
Het waren naamloze graven voor de naamloze boeren die zich het voorbije jaar bijna geruisloos van het leven hadden beroofd. ‘Honderd jaar na een van de stomste oorlogen uit onze geschiedenis, herdenken we de doden van toen nog steeds’, vertelt Jeffredo. ‘Maar de doden van nu, de slachtoffers van een economische oorlog, die vergeten we.’
Het waren die verhalen, van boeren die zich zo in de hoek van hun bestaan gedrukt voelden dat ze geen andere uitweg zagen dan een touw aan de hanenbalk van hun schuur te bevestigen, die zijn robuuste vader, een zoon van een oud-strijder uit de Eerste Wereldoorlog, een boom van een kerel die de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog eigenhandig van zijn hof had geschoten, tot tranen hadden bewogen. ‘Het is gedaan met de boer’, had hij gepreveld tijdens de laatste dagen van zijn leven. ‘We zijn minder dan slijk geworden.’ En hij was blij dat hij zijn drie kinderen had aangeraden eerst te studeren voor ze eraan dachten van het land te gaan leven. Als hij probeerde in de toekomst te kijken, kon hij enkel besluiten dat er voor de boer geen toekomst was. Ze waren met steeds minder en zij die overbleven, deden er alles aan om elkaar uit het veld te concurreren.
‘Hij had het bij zijn eigen buren gezien’, vertelt Jeffredo. ‘Twee broers, twee boeren. Toen de ene zelfmoord pleegde, kocht de andere het hof op. Nu was hij groter geworden dan bijna iedereen in de streek. Maar of hij een leven heeft?’ Jeffredo twijfelt eraan. ‘Zelfs bij hen die succes hebben, weegt de uitzichtloosheid zwaar.
Ooit vroeg een boer mij: hoe groot moet ik worden om iets te verdienen?’
Via CETA importeren wij in Europa nu vlees uit Canada, dat geproduceerd wordt op een industriële wijze waar Europese bedrijven niet tegenop kunnen concurreren in prijs. Dit heeft veel te maken met verschillen in schaal van productie (bedrijven in Canada hebben simpelweg meer ruimte) en minder strenge regelgeving (wat productie goedkoper maakt). Tegelijk gaan dus daardoor dus hier, in Europa, boeren over de kop, wat de maatschappij weer geld kost. Denk aan psychosociale bijstand, vervangingsinkomens en kosten voor milieuverontreiniging door de vrachtschepen in de havens. In Canada is er door boeren ook protest tegen CETA.
Een analyse van CETA door Jan Slomp, een Nederlandse boer die naar Canada is verhuist.
Jan Slomp: ‘Boeren hebben niets te winnen bij CETA’
De concrete impact van CETA op het leven van boeren? Slomp, een Nederlandse boer en boerenzoon die midden jaren tachtig naar Canada verhuisde en nu vice-voorzitter is van de National Farmers Union, heeft het netjes uitgerekend. Met de invoer van 17500 ton extra Europese kaas gaan vierhonderd Canadese boerenbedrijven op de schop. Experten betwisten zijn cijfers niet, maar ze leggen er andere cijfers naast die volgens hen het verlies in de statistieken uitvlakken. Want wat Canada inboet aan zuivel, zou het aan de export van vlees kunnen winnen. 80000 ton mag het volgens CETA naar Europa exporteren.
CETA zet ons als boeren tegen elkaar op, maar verbetert de prijsvorming niet. We zullen allemaal armer worden.