Sandra
Donderdagavond, het weekend is in zicht. Glimlachend loop ik van het treinstation naar de bus. Vandaag was weer een lange dag geweest en ik had erg zin om thuis lekker op de bank te hangen met een warme trui en joggingbroek. Ik ga op een bankje zitten op het busstation. Op het uiteinde van de bank zit een man. Hij draagt een knalrode jas en kijkt verward om zich heen. 'Hallo!' roept hij. 'Hoi,' zeg ik. Het moment waarop ik het zeg, baal ik. Hij had het vast niet tegen mij.. Ik ken deze man niet eens..
'Ik ben Jan,' zegt de man. 'Ik woon in een huis en ik heb een heel groot bad.' De man kijkt weer paniekerig in het rond. 'Normaal is Sandra Veenstra er altijd op donderdag. Ken jij Sandra Veenstra?' Ik schud mijn hoofd. 'Nee, sorry.. Ik ken geen Sandra.' Hij glimlacht. 'Ik heb een heel groot bad! De begeleiding woont boven mij en naast mij woont Gerard. Hij heeft ook een bad.' 'Leuk!' zeg ik. 'Weet de begeleiding wel dat u hier bent?' 'Nee, maar ik ging naar mijn moeder om patat en twee kroketten te eten. En ik ga dan orgel spelen in de kerk.' Voordat ik iets kan zeggen, moet hij hardop lachen. 'Ik heb een heel groot bad.'
Jan schuift dichter naar me toe. 'Heb jij ook een groot bad? De begeleiding woont boven mij. Ze weten niet dat ik naar mijn moeder ga. Ze denken dat ik alleen orgel ga spelen.' Hij lacht ondeugend. 'Vanavond eet ik patat en twee kroketten!' De bus arriveert en we stappen allemaal in de bus. 'Doei, fijne avond!' zegt Jan. 'Eet smakelijk alvast,' antwoord ik. Weer moet hij lachen. Ik ga achter hem zitten. 'Kent u Sandra Veenstra?' hoor ik hem zeggen tegen de man naast hem. De man kijkt chagrijning uit het raam. Ik vind het zielig voor Jan. Hij bedoelt er niets mee, hij wil gewoon weten of de man Sandra kent.
De bus rijdt door de straten en stopt bij de volgende halte. Er stappen mensen in en uit. Jan vecht tegen de slaap. 'Ik kan niet slapen in de bus. Straks weet mijn moeder niet waar ik ben.' Weer reageert de man niet. 'Ik heb een heel groot bad.' De man knikt. De bus rijdt door naar de volgende stop. Jan kijkt rustig door de voorruit als hij ineens in zijn handen klapt. De deuren van de bus gaan langzaam open. Verschillende mensen stappen de bus in. Een vrouw met rood haar en een groene jas stapt de bus in. 'Hoi Jan.' Ik zie Jans gezicht niet, maar ik weet dat hij straalt. 'Hoi Sandra.'