Koning kat vertrekt.

De kat, enigszins beduusd door de aanval van tante met de bezem trek wijselijk zijn conclusie en holt heel snel weg. Met een grauw een blaas en een mauw holt hij met een dikke staart en nekharen door de achtertuin. Dit keer gebruikt hij zijn pootjes om te rennen in plaats van te meppen. Onderweg naar de veiligheid komt hij nog wat obstakels tegen waaronder de gevelde agent Polleman. De kat snuffelt nog heel even aan de agent om er vervolgens met een sierlijk sprongetje overheen te springen om vervolgens snel te vluchten voor de mogelijke volgende zwieper van tante met haar bezem. Deze kat ontwijkt tante (met de bezem) en de jongeman. Hij twijfelt of hij nog de meeuw mee zal nemen maar bedenkt dat het beter is om dit gevecht als verloren te beschouwen en laat zijn buit wijselijk liggen. Hij zou het beest toch niet alleen op krijgen en delen met zijn collega katten is hem niet kat waardig. Nog een paar meter is hij verwijderd van de veiligheid. Met een klein sprintje en een flinke sprong en klim is hij uit de tuin verdwenen. Net buiten de tuin, buiten het bereik van tante Sjaan en haar bezem en buiten het bereik van de gevelde agent Polleman, klinkt een klagelijk gemauw. De kat gaat midden in de steeg zijn wonden likken en bekijkt de schade. Enigszins mank loopt hij verontwaardigd met hoge staart weg van deze barbaarse achtertuin waar een één of ander maf vrouws persoon hem belaagd heeft met de bezem. Hoe durfde ze! Hem op deze manier zo de tuin uit te zwiepen. Hij, De Koning van deze buurt. Nogmaals likt hij voorzichtig zijn wonden die hij aan het gevecht met de meeuw heeft overgehouden en gaat naar huis om daar zijn beklag te doen aan het aanwezige personeel.

Loading full article...