Confrontatie
Dit verhaal is een vervolg op 'Ochtend', ook geschreven in de steekwoordenuitdaging van Vlindertje73. Als je wil kun je dit eerste deel hier lezen.
Het onderstaande verhaal is natuurlijk ook gewoon 'los' te lezen.
Na me enigszins (nou ja) te hebben verslapen na het feestje heb ik me voldoende opgekrikt om de confrontatie met mijn werkgever aan te gaan. Het is tegen half één dat ik gehaast, maar innerlijk schoorvoetend, het gevreesde pand betreed waar mijn werkgever de scepter zwaait over mij en een stuk of tien collega’s. Ik heb mijn eigen sleutel, dus zonder iemand binnen te alarmeren weet ik binnen te komen. Ik denk ongezien langs de receptioniste te glippen, die druk en enthousiast telefonisch in gesprek is en toets de pincode in om de volgende deur te ontsluiten. Ik heb nu de keuze. Ofwel ik gebruik de trap, ofwel de lift om mijn dagbesteding te bereiken. Het wordt de trap, aangezien mijn baas precies tegenover de liftdeuren kantoor houdt en ik haar zo lang mogelijk wil proberen te ontwijken. Ik hol de betonnen traptreetjes op en beland desondanks veilig en ongeschonden op de gewenste etage. Héél voorzichtig duw ik de deur open en kijk ik om het hoekje. De hal is gelukkig leeg. Rechts van mij is de lift, schuin tegenover me het gevreesde kantoor, dat ik tot nader order probeer te vermijden. Als ik geluk heb kan ik links ongezien mijn eigen werkplek bereiken.
Dat geluk heb ik. Althans, gedeeltelijk. Want zodra ik na een heimelijke passage van de hal de deur naar de veiligheid van mijn werkkamer openduw zie ik daar Jacobien, mijn baas, als een getergde leeuwin op wacht zitten. Vandaag heeft ze een oud-rose blouse aan, met net een wat dieper decolleté dan anders. Zoals algemeen bekend oefent zoiets een magnetische aantrekkingskracht op mannen uit, waardoor het zilveren kettinkje om haar hals me opvalt, een kettinkje waaraan enkele voorwerpen hangen die op een strategische plek beschutting zoeken. Het lijken wel hartjes, een stuk of vier. Heel even doet de gedachte aan vier hartjes een vaag alarmbelletje rinkelen, maar ik weet even niet waarom. Lang kan ik helaas niet kijken, de aandacht wordt nu door allerlei alarmsignalen automatisch wat hoger gericht. Jacobien heeft een rood hoofd en een van woede vertrokken gelaat met ogen die dodelijke vuurstralen in mijn kant afvuren, haar bril begint er zelfs van te beslaan. Zelfs boos is ze erg aantrekkelijk maar ik maak niet de fout zoiets op dit moment te zeggen. Helemaal behaaglijk voelde ik me al niet, en dat wordt er niet bepaald beter op.
Wat schrijf jij goed zeg! Je hebt me vanaf de eerste zin te pakken.
Ben benieuwd naar de rest.