We zagen op de heide van het Ketliker Skar heel veel damherten. Het verbaasde mij dat ze dichtbij de drukke Schoterlandseweg stonden te grazen. Toen we de weg overstaken naar het gebied zag ik meteen het verschil met vroeger, er staat nu een omheining omheen de heide. Helaas kun je er nu niet meer naar hartenlust rondstruinen. Eerst dacht ik dat het kwam door de coronaperiode waardoor natuurwandelingen populair werden en er schade aan het natuurgebied werd gebracht door de mens. Door wat meer onderzoek kwam ik menig persverslag tegen waarin ik las dat de populatie van de damherten zo groot is geworden dat ze voor overlast en verkeersongelukken zorgen. Dit zou dus ook een doorslaggevende factor kunnen zijn.

Herfsttijd is bronstijd, we hoorden en zagen meerdere keren het imponerende burlen van de mannetjes. Je kan, door goed op te letten hoe de staart en de kleur van de kont eruit ziet, zien welke hertachtige het is. Het damhert zit qua formaat tussen ree en edelhert in. De kastanjebruine vacht is bedekt met witte vlekjes, in de winter zijn deze minder opvallend.

Bij damherten loopt een donkere kontstreep over het laatste gedeelte van de rug tot de staart. Het staartstuk (ook wel spiegel genoemd) is vaak wit en zwart omrand en zijn staart is opvallend lang . De spiegel bij een edelhert heeft lange haren en is wit tot roomkleurig. Een ree kan je herkennen aan z'n opvallende witte achterwerk doordat de staart ontbreekt. 's Winters steekt bij het vrouwtje een bosje roomkleurige haren tussen de achterpoten naar achteren. Dit lijkt wel op een staart, maar is het niet.

Binnen een roedel zijn veel kleurvarianten van effen zwart tot wit.

Loading full article...