De oorzaak
Het huisje oogde als een bouwval. Verf was van de kozijnen en deuren afgebladderd, ruiten zaten barsten in, bakstenen waren deels afgebrokkeld en waar eens voegen zaten kon je nu bijna doorheen gluren. Het enige positieve was dat het op een prachtlocatie stond. Aan de rand van een bosrijk natuurgebied. Geluiden van ritselende bladeren en gekwetter van vogels deden me vrolijk stemmen. In de verste verte geen mens te bekennen. Juist de stilte die ik zocht. De rust die mijn schrijfblokkade weg zou nemen.
Eenmaal binnengekomen viel het eigenlijk wel mee. De woning was sober ingericht maar zag er schoon en warm uit. De vloer kraakte wat, maar dat vond ik niet erg, ik was toch de enige persoon die hier in huis zou zijn, wanneer ik rustig zou zitten, zou ik geen hinder ervan hebben. En rustig zitten werken was alles waar ik behoefte aan had. De woonkamer ademde zelfs sfeer. Ik bepaalde al waar ik mijn ouderwetse typemachine neer zou planten. Daar op het tafeltje vlak onder het venster wat uitkeek op het laar.
Verrukt liep ik naar het raam. Ik kon mijn geluk niet op. Buiten op de bosweide stond een hele kudde paarden. Gefascineerd bleef ik maar kijken. Wanneer dat me geen schrijfinspiratie opleverde, wist ik het ook niet meer. Een traantje van geluk pinkte ik weg uit mijn ooghoek.
De tijd verstreek, ik zat voor het raam en plaatste mijn vingers op de toetsen. Het enige wat ik deed was staren, de tikken die ik hoorde waren van de klok, niet die van de machine. Het ratelen bleef uit. De schemering viel in, maar het leek me niet te deren. Ik zag geen verschil. Het duister deed me niets. Dat was vreemd. Ik hoorde de klok slaan. Hè? Hoe kon dat nu? Was het al zo laat? Werkelijk?