De schat van de strandjutter
Afstand nemen, dat wilde ikzelf, waarom voel ik me dan toch zo onrustig? Ze komt niet meer. Dat is wel duidelijk. Nooit meer. Ik staar over het water.
Waar en hoever ik ook kijk, er is geen spoor van mensen of menselijke beschaving te zien. Ik ben helemaal alleen.
De zee geeft en de zee neemt. Dat weet ik. Ik hou ervan en ik haat het. Net zoals mijn liefdesrelatie met haar was geweest. Twee uitersten. Nu heeft de zee haar genomen.
Op de bank sta ik al vet in de min. Daar moet echt verandering inkomen, van alleen lucht valt niet te leven. Ik ben mezelf constant aan het optheepotje. Het helpt geen sodeflikker. Dagen ben ik over het strand aan het struinen, de buit van het theepotje is schamel. Enkel wat rot theepotje, is alles wat er op mijn pad is gekomen. Ik pak het op, het verpulvert tussen mijn vingers. Waardeloos.