Schrijfambitie vernietigd, schrijffun nog lang niet
Het was in het jaar 1989 toen ik als gevolg van drie hersenbloedingen even totaal van de wereld afgesloten leek. Waar en hoever ik ook keek, er was geen spoor van mensen of menselijke beschaving te zien. Ik was helemaal alleen. Dat was natuurlijk niet echt zo. Doctoren en verplegend personeel bekommerden zich wel degelijk om mij. Zelfs bezoek, al was dat sporadisch. Maar ik had met niemand contact. Ik hoorde ze heel in de verte wel over mij praten. Over mij. Niet met mij. Ik was niet in staat om ze te zien, noch om op enige manier kenbaar te maken dat ik er nog wel was.
Ik was afsloten van de wereld en de wereld was afgesloten van mij.
Langzaamaan begon ik weer te leven. Moeizaam. Mijn linkerhelft was sneller, dat terwijl ik rechts was. Ook het praten moest weer op gang komen. Over iedere uit te spreken woordje moest ik nadenken. Hoe sprak ik het ook alweer uit? Mijn spraakwaterval werd gereduceerd tot druppelkraan. Het terugkeren als correspondente kon ik wel op mijn buik schrijven. Bij de krant was ik niet meer langer welkom.
Pas later, vele jaren later, kwam ik per toeval weer, via de Aspergerhyves waar ik een van de beheerders was, bij een schrijvelarijgroep. Na een maand stukjes gelezen te hebben van anderen, begon het bij mij te kriebelen. Ik waagde een poging en kreeg daar zulke leuke lieve reacties op, dat ik al snel een schrijfjunk werd. Het onzinverhaaltjes schrijven werkt verslavend en de interactie van de lezers was mijn extra nevendrug. Â Ik ontwikkelde meer en meer mijn sterke kanten. Zette steeds vaker mijn tomeloze fantasie in, compenseerde daarmee mijn mindere kwaliteiten.