Verstrikt, verdwaald, verward, verloren
Snel, snel, snel. Ik heb weinig tijd. Argh, waar is het dan? Die verhalenreeks bij strandtent De Zeester? Of was het nu een paviljoen? Of een hotel? Geen idee.
Door de hitte bevangen ren ik als een kip zonder kop rond door Yoorsland. Op zoek naar... ja, waarnaar eigenlijk. Wat wazig komt een herinneringsvlaag bij me naar boven. Was het een portier, een ober of een strandhoteleigenaar die speciaal voor mij iets tijd beschikbaar poogde te reserveren?
Met bonzend hart probeer ik op adem te komen. Ik ben te laat. Te laat om me nog bij de gasten van paviljoen Zeester binnen te stormen. De vakantie is al afgelopen. De herfst staat voor de deur. Ik ben verdwaald in het web van verhalen.