DE LEUGEN (deel 2)
Hij noemde me Jan. Wat was dat nou voor een stomme naam? Zo heette toch geen enkele vrouw? Hij had vast zomaar iets gezegd. Bij mij rinkelde in ieder geval geen enkele bel, zelfs in de verte geen oude torenklok. Helemaal niets.
Twee stevige armen grepen me ineens vast en gooiden me terug op wat een vies stinkend bed bleek te zijn. Ik zag ook dat er al bloed op de kussensloop zat. Was dat van mij afkomstig? Ik durfde niet verder te denken over wat hier allemaal gaande was. De Neanderthaler hield een beker aan mijn mond en zei: “Hier drink.” Ik hield mijn mond stijf dicht maar met zijn kolenschoppen kneep hij mijn neus dicht en goot een bittere vloeistof naar binnen. Tegen wil en dank en proestend voelde ik toch dat ik langzaam uit de werkelijkheid zakte. Allerlei beelden verschenen in mijn hallucinatie.
Ik zag mezelf zitten aan dat kampvuur op een strand in Benidorm met rechts van mij een man met een ringbaardje. Dan komt er ineens in het donker een grote verschijning dreigend op ons af gestormd, zwaaiend met een roeispaan. De beelden vervormden tot een reusachtige sneeuwbal die alsmaar witter en groter werd. Ik zette het op een rennen maar werd opgeslokt in de muil van die grote bal en toen was er ineens niets meer.
Langzaam kwam ik terug in de wereld. In de verte hoorde ik zowaar een radio. De nieuwslezer vertelde over een gevonden lichaam. Het zou om een bekend schrijfster uit Nederland gaan. De plek des onheils was afgesloten met afzetlint. Er lagen al veel bloemen en zelfs een hele grote roze bloemenkrans, daar neergelegd door hotelgasten van het hotel waar de dame verbleef. Alles in mij schreeuwde: “Help, nee ik ben het niet. Dit alles is één grote leugen…” Ergens in de hoek van de kamer hoorde ik een zacht gegrinnik.
kopfoto: Pixabay
Mooi gedaan!