Ook al doet er een recordaantal partijen mee aan de verkiezingen, zo heel veel te kiezen is er eigenlijk niet. Sterk gereduceerd gaat het om twee scenario’s: de korte termijn en de lange termijn. Sommige partijen vertegenwoordigen de korte termijn, andere de lange. Tussen die polen laveren we.

In het dagelijks leven net zo. Ons brein stelt ons in staat om slagvaardig te reageren op acute situaties en tegelijk plannen te maken voor de verre toekomst. Alleen gaat er in het algemeen een krachtiger betovering uit van de korte dan van de lange termijn. De dag van morgen is beter voorstelbaar dan het jaar 2050, snelle winst gaat al te vaak boven duurzame investeringen. Het schrokkerige hart van het consumentenkapitalisme erkent maar één tijd: het nu. Het moet nu, ik wil het nu. Geen verleden en geen toekomst, alleen het onmiddellijke, begerige heden.

We weten dat onze daden in het nu verreikende effecten kunnen hebben in de toekomst, maar handelen daar te weinig naar. De broeikasgassen die we vandaag uitstoten, blijven nog decennia rondspoken in de atmosfeer. De ijsplaat ter grootte van Utrecht die vorige week afbrak op Antarctica groeit niet meer aan. „Wat nu gebeurt”, zei David Attenborough in 2018 op een VN-klimaattop, „en in de paar jaar hierna, zal diepgaande gevolgen hebben voor de komende millennia”.

Filosoof Roman Krznaric komt in De goede voorouder, zijn pas verschenen boek over het korte- en langetermijndenken van onze soort, tot deze verpletterende slotsom: „De tijd is rijp, en dan met name voor de mensen in de rijke landen, om de ogen te openen voor een verontrustende waarheid: dat we de toekomst gekoloniseerd hebben. We behandelen de toekomst als een afgelegen koloniale buitenpost waar geen ziel woont, waar we ongehinderd technologische risico’s kunnen nemen, vrijelijk kernafval kunnen dumpen, ons ongestraft te buiten kunnen gaan aan ecologische verloedering en naar hartenlust kunnen plunderen”. (Vertaling Henk Moerdijk.)

We gedragen ons alsof er in de tijd na ons geen mensen meer zullen zijn, alsof onze kinderen en kindskinderen niet de aarde zullen beërven die wij ze nalaten. Omdat we ons de mensen van de toekomst niet kunnen voorstellen, stellen we ze ons niet voor. Maar ze zullen er zijn. Misschien gedecimeerd in aantal, maar ze zullen er zijn. Het is niet eens de vraag in wat voor soort wereld ze zullen rondwandelen als wij, mensen van de 21ste eeuw, op dezelfde voet doorgaan: we laten ze een verschroeide aarde na, grotendeels woest en ledig.

Hadden we in de klimaatcrisis (lange termijn) maar half de slagvaardigheid van de coronacrisis (korte termijn), dan was het nog enigszins hoopvol. Maar opnieuw zullen we in Nederland worden opgezadeld met een VVD-gedomineerd kabinet, de partij waar ze het politieke brekebeen Mark Harbers dit soort dingen laten zeggen over het klimaat: „Ik denk echt dat we gebaat zijn bij rust: laten we nou even een paar jaar nemen voor de maatregelen die we al hebben genomen. Niet iedere keer dat haasje-over-gedrag.” Gaat u maar rustig slapen.

Toen ik opgroeide, schreef ik met zwarte stift no future op deuren en treinbanken. Onze uitzichtloosheid ging over hoge werkloosheid en nucleaire dreiging, en ook al was het rapport De grenzen aan de groei van de Club van Rome al verschenen, klimaatdreiging speelde nog geen grote rol in ons bewustzijn. We hadden reële zorgen, maar het no future van de jongste generatie aardbewoners reikt oneindig veel verder dan het onze destijds: hun huis staat in brand, precies zoals Greta Thunberg zegt.

Misschien moeten we ons handelen dat strikt op eigenbelang en de korte termijn is gericht, beschouwen als oorlogszuchtig ten opzichte van de kinderen in de toekomst; misschien is de Derde Wereldoorlog al begonnen: nu tegen onze kinderen en kindskinderen en de aarde zelf.

Over deze dingen gaan deze verkiezingen, al gaat het er nauwelijks over.

Tommy Wieringa

De oorlog tegen onze kinderen