De wandeling
‘Laten we een keer gaan wandelen,’ stelt Kimmie voor. ‘De Canarische Eilanden zijn zo mooi. En van boven hebben we alles al gezien!’
Ko knikt gedwee. ‘Ja, liefje. Maar niet te lang, hè?'
‘Nee, hoor. Ik beloof je dat we op tijd terug zijn voor de lunch.’
‘Nu we het daarover hebben…’ begint Ko.
‘Nee! Je hebt vanmorgen al genoeg naar binnen geschrokt. We gaan nu lekker wandelen.’
Even later stappen de twee kanaries gemoedelijk over het eiland rond.
‘Kijk, wat een prachtige bloem!’ roept Kimmie. ‘Dat lijkt wel een reuzenbalsemien.’
‘Ja, heel mooi schatje,’ mompelt Ko. Ondertussen zit hij aan heel andere dingen te denken. Dingen waar zijn buikje van gaat knorren.
Opeens staat Kimmie stil. ‘Ik voelde een spetter. Het gaat toch niet regenen?’
Ko kijkt hoopvol omhoog en ziet dat er iets slijmerigs zijn kant op komt.