Down and out in Rotterdam
Gedonder op donderdagavond
Vandaag is weer zo'n dag waarop ik geen weerstand kan bieden aan de drang om op een exorbitante manier uit de band te springen. Ik kan er niets aan doen, het is sterker dan ik. Gelukkig is het al avond en bovendien is het beestenweer; daardoor valt het minder op wat ik aan het doen ben, het maakt de pakkans een stuk kleiner. De regen komt vanavond werkelijk met bakken naar beneden. Een felle, blauwwitte bliksemstraal zigzagt door de lucht, vrijwel direct gevolgd door een harde, krakende donderslag die de getinte ruiten van mijn zilverkleurige BMW M6 Grand Coupé doet trillen. De ruitenwissers kunnen al het water dat nu met kracht tegen de voorruit slaat maar nauwelijks verwerken. Bij de stoplichten op de Coolsingel ter hoogte van het postkantoor en een vestiging van McDonalds rem ik af en draai dan linksaf de Meent op. Ik zucht even diep, nog even en ik kan de auto weer verlaten.
Bij grand-café Dudok sla ik rechtsaf de Westerwagenstraat in, vervolgens weer rechtsaf richting de ingang van de parkeergarage van het World Trade Center; daar draai ik omhoog naar de vierde verdieping waar ik op enkele meters afstand van de voetgangersuitgang van de parkeergarage de auto parkeer. Ik blijf even zitten totdat ik ervan overtuigd ben dat er niemand in de buurt is.

Als ik ben uitgestapt, spring ik vlug uit het zicht van de bewakingscamera en druk me tegen de grijsbetonnen wand, net naast de metalen deur die deze verdieping van de parkeergarage van het trappenhuis scheidt. Ik kijk nog even om me heen of ik niet gezien ben en open dan de deur om snel het trappenhuis binnen te glippen.
Het in- en uitstappen vormt altijd een groot risico om door de mand te vallen. Mijn zwerversuiterlijk valt namelijk nogal uit de toon vergeleken met de prestigieuze uitstraling van mijn vervoersmiddel, maar voegt wel toe aan de kick die deze avonden mij bezorgen. Zwervers en BMW's vormen immers een onmogelijke combinatie. Als je wordt betrapt, heb je uiteraard heel wat uit te leggen.

Steunzoekend tegen de muur loop ik de trap af. De geitenwollen sokken die ik draag, kriebelen irritant om mijn enkels. Vlak bij de uitgang op de begane grond van de parkeergarage hangt een kleurrijke poster die de jaarlijkse kermis op de Schiekade aanprijst. Een meisje van een jaar of acht lacht naar de camera. In haar ene hand heeft ze een touwtje waaraan een rode ballon danst en haar andere hand omklemt het stokje van een grote roze suikerspin. Ze lijkt op het dochtertje dat ik nooit heb gehad, schiet het door mijn hoofd.