Dit gedicht heb ik geschreven voor een man. Hij vertelde mij zijn droom, hij vertelde mij zijn zorgen om zijn kind, hij vertelde mij en ik schreef het op in een gedicht.
Een visioen? Is het een verschijning, is het een droombeeld?
Is het een mystiek aanschouwen, waaraan een voorspellend vermogen wordt toebedeeld? Is het ter inspiratie of is het daadwerkelijk een Goddelijke openbaring?
Ik kreeg een visioen en ik verlang naar een verklaring. Van een vader…
Ik zie drie bergen en ze zijn bijna evenredig, ze zijn bijna evengroot van postuur.
Ik aanschouw ze samen met jou mijn zoon, in een laat avonduur. Mijn vaderlijke omarming, bedekt jouw schouders als een deken tegen de kou.
We aanschouwen samen drie grote bergen en ik ervaar dat ik zielsveel van je hou. Ik spreek je toe met een wijsheid, wat ikzelf vol verbazing moet toehoren.
Ik spreek je wijselijk toe op een soort van kruispunt, terwijl ik je eigenlijk allang ben verloren… Ik spreek je toe over de linker berg en over een overvolle pot met goud.
Over een voor 100% verzekerde toekomst, mits je dit linker pad aanhoudt. Je luistert, maar al vrij snel vraag je naar wat we achter de andere twee bergen kunnen ervaren.
“Dat is niets jongen, dat is alles volledig niets, maar ik kan het je helaas niet helemaal verklaren.” Je raakt los van mijn omarming en je lijkt gelukkig de linker berg te nemen.
Verheugd kijk ik toe...tot je helaas de rechter berg begint te claimen. Zwaar geschramd en bekrast keer jij weder tot mij, ‘de altijd wachtende vader’ terug.
Ik omarm wederom jouw schouders en hervat mijn pleidooi, niet te onderbreken en vlug. “De linker berg jongen, daar moet je zijn…
daar ligt jouw pot met goud, daar is het fijn.” Weer probeer jij het geadviseerde pad te nemen.
Vastberaden, maar helaas te kort neem jij uiteindelijk de benen. De berg in het midden, weet jouw aandacht bijna avonturistisch te trekken.
En jij weet wederom jouw eindbestemming te ontwijken en dit pad te rekken. Doodop keer jij uiteindelijk weder, je zit er echt helemaal door.
“Ik ga nooit meer een berg op!”, jouw woorden klinken zeer overtuigend tot mijn oor. “Als jij wil dat ik die linker berg op ga, dan moet je mij maar dragen.
Ik ga niet meer, ik ben kapot, mij moet je niets meer zeggen en ook niet vragen.
Ik voel me dom, je had gelijk en ik besef dat er werkelijk niets achter die bergen zit, ik had beter moeten kiezen.
Ik had moeten luisteren, nu heb ik ‘alles’ moeten verliezen.
Nu ben ik klaar, ik kap ermee, het is genoeg geweest.
De bergen hebben mij niets te bieden en nu voel ik mij bevreesd.
Draag me maar, misschien is er dan nog hoop voor mij…
Draag me vader, ZET MIJ VRIJ!” “Nee zoon, het spijt me…ik kan je niet meer dragen,
dit kan je helaas niet meer aan mij vragen. Maar weet je, ik zal proberen om je te duwen, iedere dag een klein zetje, iedere dag een klein beetje op die linker berg omhoog.
En als je dan eindelijk uitkomt bij jouw pot met goud, dan pas zal je beseffen dat ik nimmer tegen je loog en…WIE mij uiteindelijk zo oneindig en vaderlijk bewoog.” door: een Stem van Gedachten

Loading full article...