‘Ik ga zo wat kikkers uit de sloot vissen en als ik terug ben, heb je het nest af, begrepen?’
Pa ooievaar zucht diep. ‘Ja, schat.’
‘Niet meer uitstellen. Gewoon doen!’
‘Ja, liefje.’
‘Ik wil goed nestmateriaal. De eieren moeten zacht liggen.’
‘Ik zal ervoor zorgen.’
Ma ooievaar werpt hem een scherpe blik toe. ‘Niet alleen gras en hooi, zoals vorig jaar. Ik wil mos!’
‘Goed, goed. Ga nou maar.’
Nog eenmaal buigt ze zich dicht naar hem toe, kijkt hem lang en doordringend aan en sist: ‘Mos!’ Daarna vliegt ze zonder nog wat te zeggen weg.
Pa ooievaar schudt bijna moedeloos zijn hoofd. ‘Mijn hemel, waar ben ik aan begonnen?’

 De hele middag vliegt hij af en aan met nestmateriaal tot hij uiteindelijk uitgeput in het nest neerzakt.
‘Ik ben kapot,’ hijgt hij. ‘Ik verzet geen poot meer.’ Zijn ogen vallen twee seconden dicht om ze vervolgens wijd open te sperren. In paniek staat hij op en kijkt om zich heen.
Dan slaat hij zich voor zijn kop. ‘Het mos, ik ben het mos vergeten!’
Even weet hij niet wat hij moet doen, maar dan ziet hij in de verte zijn echtgenote aan komen vliegen.
‘Het is te laat voor mos. O nee, ik ben de klos!’ schreeuwt hij. ‘Wat moet ik doen? Wat moet ik doen? Ze vilt me levend!’
Tijd om er bij stil te staan heeft hij niet. Pa ooievaar duikt de diepte in, scheert op raketsnelheid over een nabijgelegen woonwijk, terwijl hij schichtig van links naar rechts kijkt.
Dan valt zijn blik op een waslijn. Zonder nadenken grist hij het eerste het beste kledingstuk dat aan zijn snavel blijft hangen van de lijn en probeert nog voor zijn geliefde het nest te bereiken. Dat lukt! Hij deponeert het kledingstuk midden in het nest, gaat er bij liggen, terwijl hij zijn adem onder controle probeert te krijgen.
‘Zo luilak,’ roept mevrouw ooievaar hem toe. ‘Sta eens op. Ik wil zien of je wel gedaan hebt wat ik vroeg.’
Enigszins beverig voldoet meneer ooievaar aan dat bevel. Nauwkeurig houdt hij zijn wederhelft in de gaten. Die inspecteert inmiddels met strenge blik het nest. Als ze het kledingstuk - dat een onderbroek blijkt te zijn - in de gaten krijgt, doet meneer ooievaar een paar stappen naar achteren. Hij heeft zo het vermoeden dat er een zekere vulkaan op uitbarsten staat…
‘Wat is dat?’
Pa ooievaar doet net of zijn neus bloedt. ‘Wat bedoel je, liefje?’
Ze prikt met haar linkervleugel in de onderbroek, terwijl ze met haar rechtervleugel haar neus dicht knijpt. Misprijzend kijkt ze hem aan. ‘Hou je me nou voor de gek?’
Meneer ooievaar begint ongecontroleerd te stotteren. ‘Ik ik w w weet nie niet…’ Maar dan valt hij stil. Hij weet al hoe laat het is. Daarom probeert hij het eens op een andere manier: ‘Goed hè?’
‘Pardon?’
‘Nou, ik vind het een geweldige vondst. Onze kinderen gaan een warme toekomst tegemoet.’
‘Jij waagt het met een vieze onderbroek aan te komen en dan ook nog grappen te maken?’
‘Maar liefje, bekijk het eens van een andere kant…’
‘Dat ga ik ogenblikkelijk doen,’ zegt mevrouw ooievaar. ‘Draai je maar eens om.’ Ze pakt de vieze onderbroek, trekt hem over de kop van haar ongelukkige man en trapt hem het nest uit. ‘En je hoeft niet meer terug te komen!’ roept ze hem na.

Meneer ooievaar dwarrelt inmiddels als een verloren blad naar beneden. Wanhopig probeert hij het vervloekte kledingstuk van zijn snoet af te trekken alvorens hij te pletter stort.
Met een bons kwakt hij even later op het dak van een bus. De onderbroek schiet los en valt verloren op de busbaan.

Loading full article...