Een wilde groente: Crosne
Crosne is een merkwaardige knolgroente uit China en Japan. De knolletjes vormen het ringvormig verdikte uiteinde van de ondergrondse stengels van de Japanse andoorn. Een lipbloemige plant die wat op de dovenetel lijkt, maar nog meer op onze wilde andoornsoorten, zoals de bosandoorn (Stachys sylvatica) en de moerasandoorn (Stachys palustris).
In België is crosne als groente vrijwel onbekend. De benaming 'crosne' dankt de plant aan het Franse dorpje Crosne, waar, meer dan een eeuw geleden, de knolletjes voor het eerst commercieel zijn geteeld en van waaruit ze hun weg naar andere landen een beetje hebben gevonden. Ondanks de wat muffe bladgeur smaken de crosneknolletjes mals en sappig en is het lekker gekookt of gebakken in vet. Alhoewel het rauw ook smakelijk knapperig is. De smaak heeft zowel iets van de artisjok, aardpeer als aardappelen.
Teelt
De kweek van crosne lukt op de meeste gronden en mag dus geen probleem zijn. Begin met enkele knollen die je per twee of drie, ongeveer 10 cm diep in de grond steekt. Planten kun je altijd, maar de maanden maart en april zijn te verkiezen, omdat je dan nog hetzelfde jaar kunt oogsten. Tijdens de groeiperiode moet je de grond regelmatig loshakken. Op arme gronden kun je eveneens wat bijmesten om de knolontwikkeling te bevorderen. Het aanaarden van de planten, begin juni, komt de knolontwikkeling ten goede.Kies steeds een andere plek voor de volgende kweek, want bij een opeenvolgend gebruik van de bodem vermindert de opbrengst.