Gewekt
Het was op een broeierige zomeravond in juni. De onweerswolken pakten dreigend samen en terwijl de mensen nog in allerhaast de etenswaren van de barbecue probeerden te redden, vielen de eerste druppels al. Groot en zwaar spetten ze uiteen op de daken, de straten en de nog gloeiende barbecues. Met geweld sloeg de bliksem in op de natte straat, een vurige striem baande zich onder oorverdovend gedonder een weg in het diepe riool om in sommige huizen verrassende effecten te veroorzaken.
Toen het onweer eenmaal was gestopt was het stil. Heel stil.
Alleen in de donkerste diepten van het oude riool bewoog zich iets. Een slijmerig wezen rekte zich uit. Grote, balvormige ogen tuurden door het duister.