De wilde kat


De wilde kat is een eigen soort, die wel verre familie van onze huiskat is. De wilde kat kwam zelfs al lang vóór de huiskat in Nederland voor.

Een wilde kat is grijs, bruin of soms rossig, met een donkere tekening, die op de flanken meestal wat vager is. De staart is dik, met drie tot vijf zwarte ringen, en eindigt in een stompe zwarte punt. Over de rug loopt een zwarte streep, de aalstreep, die eindigt vóór de staart. Sommige huiskatten hebben ook een aalstreep, maar deze loopt vrijwel altijd door over de staart. Ook de licht vleeskleurige neus is een kenmerk van wilde kat. Tenslotte zijn de voetzolen van een wilde kat alleen bij de tenen zwart of donker gekleurd (het deel dat de grond raakt als de kat loopt). Bij een huiskat is de hele voetzool zwart of donker gekleurd. Naast deze uiterlijke kenmerken zijn onder meer darmlengte en schedelvorm onderscheidend, maar dat is in het veld natuurlijk niet zichtbaar. Het blijft moeilijk om in het veld een wilde kat te onderscheiden van een cyperse huiskat, of een kruising tussen een wilde kat en een huiskat. Vaak kan alleen DNA-onderzoek echt uitsluitsel bieden.

De wilde kat werd lang gezien als een echt bosdier. Tegenwoordig weten we dat dat wat genuanceerder ligt. Een groot deel van de dag brengt hij inderdaad in de beschutting van bos door, en hoe ouder en gevarieerder dat bos is, hoe meer de wilde kat het naar de zin is. Hij rust onder omgevallen bomen, in dassenburchten, in holle bomen en in andere natuurlijke holtes, of onder houtstapels, ook een favoriete plek om jongen te krijgen. Voedsel zoeken doet een wilde kat echter vooral in ruige graslanden, langs bosranden en op kapvlakten, plekken waar veel (woel-)muizen leven, zijn hoofdvoedsel. Daarnaast eet een kat spitsmuizen, vogels, amfibieën, reptielen, vissen en insecten. In tijden van voedselschaarste eet een wilde kat zelfs aas.


Loading full article...