Hagen en heggen, de natuurlijke huisapotheek
Hagen en heggen zijn de vergeten hoeken, de onbetreden plaatsen waar plantengroei zich van zijn wildste kant laat zien, waar planten nog enigszins hun eigen gang kunnen gaan. Bomen en struiken, aangeplant of door de natuur aangebracht, zorgen voor schaduw en houden de grond goed vochtig. Daardoor is er een heel eigen vegetatie ontstaan. Weliswaar behoort de grond iemand toe, maar de eigenaar doet er meestal weinig mee. Het zijn verwaarloosde randen, te klein om bos te noemen, vaak aan een greppel, beek of holle weg gelegen. Er staat wat hakhout en eens in de zoveel jaar wordt dat gesnoeid. De bomen en struiken die er zich thuis voelen zijn populier, hazelaar, els, es, wilg maar zeker ook vlier en meidoorn. Sommige worden door klimop of kamperfoelie omstrengeld. Op kalkrijke grond voegt zich de bosrank bij het klimgezelschap en die weet wel, hoe je aan bomen hele draperieën moet ophangen. Het is een paradijsje voor vogels, voor winterkoning en roodborst. Knagertjes die door het dorre blad ritselen, hebben hier hun holen. Het blad blijft liggen, afgewaaid hout ook. In de late herfst verrot het populierenblad tot lichtbruine skeletten.
Hagen en heggen, het zijn lange lanen natuur. Het zijn smalle stroken half natuurlijk landschap waar geklemd tussen wegen en akkers, vogels en vele planten nog een groeiplaats kunnen vinden. En waar juist heel wat planten groeien waar ook de mens zowel genezend als culinair een bescheiden gebruik van kan maken.
Het ronde blad van look zonder look bijvoorbeeld, vinden we zelfs in de winter en zeker in maart fris gewassen onder die hagen terug en kunnen we gerust rauw gesnipperd in sla of soep verwerken. Dat de plant thuis hoort in de heg, vind je ook terug in de Engelse benaming Jack-by-the-hedge.
In Maart is ook het speenkruid, zelfs in boterbloemige bloei aanwezig. Niet direct bedoeld voor keukengebruik, al is het blad voor de bloei wel te eten, en heeft het een terechte oude reputatie tegen aambeien. Daar verwijst zijn naam ook naar. Aambeien worden nog steeds 'speen' genoemd.
Wat ook woekerend aanwezig is in die hagen is het kleefkruid. In de winter vinden we de bruine slierten met grijze zaadjes nog kriskras terug tussen de struiken. Deze zaadjes zijn ooit geroosterd als koffiesurrogaat in gebruik geweest. De nieuwe kruisvormige kiemblaadjes kun je ook al in maart krachtig vol goede moed overal uit de blote grond zien komen. De plant kleeft niet, al lijkt het zo. Het zijn eerder fijne weerhaakjes van kiezelzuur die opdringerig aan vacht en kleding blijven hangen. Het werd vroeger dan ook met de duivel in verband gebracht. Een oude naam is duivelsnaaigaren, al is dat nu de naam van een andere plant. Ook de Duitse en de Franse benaming teufelsdraht en herbe au diable verwijst naar die opdringerige duivel.