De eenzame pelikaan
Er was eens, aan een stil en verlaten strand bij de hoge duinen, een eenzame pelikaan, met de naam Tom. Hij had een prachtig nestje gebouwd, op een goed beschut plekje. Op zijn nestje had Tom geen last van de felle wind, die vooral uit noordwestelijke richting zo gemeen koud kon zijn. De zee was niet ver weg, en steeds als hij honger kreeg kon hij een vers maaltje vis uit het water pikken. Als de zon scheen kon hij heerlijk in de zon genieten van het leven. Want, het leven was goed.
Toch was er wel iets wat het geluk verstoorde. Tom was helemaal alleen. Er waren geen broertjes en zusjes, geen vrienden of vriendinnen. En bovenal, geen vrouwtje waarmee hij vreugde zou kunnen brengen in de stille dagen.
Soms passeerde een scholekster, een koolmeesje of een spreeuw. Daar kon hij dan wel gezellige gesprekken mee houden. Het mooiste vond Tom de verhalen die ze vertelden over andere pelikanen, ver weg. En dan verlangde hij er toch wel naar om hen te ontmoeten. Maar hij was een beetje bang dat ze hem niet aardig zouden vinden en bleef daarom maar liever op zijn eigen nestje. De bezoekende vogels brachten wel gezelligheid, maar ze bleven helaas nooit lang.
Naarmate de dagen vorderden begon de eenzaamheid hem echter meer en meer te kwellen. En op zekere dag besloot Tom dan toch de wijde wereld in te gaan. Hij viste nog snel een maaltje bij elkaar uit de zee, en sloeg zijn vleugels uit, het geluk tegemoet.