Door weer en wind
Al dagenlang werden er op de radio en televisie waarschuwingen uitgegeven over het slechte weer. Ook zonder die berichten was het duidelijk. Het land werd geteisterd door zeer harde wind en zware regenval. Het water in vaarten en rivieren steeg zienderogen. Wilma zat op de bank en staarde naar buiten. Teleurgesteld. En een beetje verdrietig.
De regeldruppels stroomden in brede stromen van het vensterglas, het tikkende geluid was al lang geleden overgegaan in een langdurige regenroffel. De takken van de bomen aan de overkant zwiepten gevaarlijk ver door. Aan de overkant van de straat had Wilma enkele dakpannen naar beneden zien schuiven. Nee, dit was geen weer om buiten te zijn. Even had ze getwijfeld, één momentje maar. Ze wilde zo graag bij hem zijn, zo verschrikkelijk graag. Maar haar vader en moeder waren resoluut en overduidelijk geweest: ‘Geen denken aan!’ En ze had geknikt. Het zou echt onverantwoord zijn geweest.
Met haar neusje tegen het vensterglas keek ze naar buiten. Verkeer was er nauwelijks en de plassen op straat regen zich aaneen tot meertjes en snelstromende rivieren. Wie zich ondanks alles op straat waagde diende zich al schuifelend goed vast te houden aan de muurtjes, de hekjes en de takjes.
Wilma zuchtte diep. Ze had zich deze dag toch wel anders voorgesteld. Jan-Joris was terug van een verre zakenreis en vandaag zouden ze elkaar weer zien. Ze had er zo naar uitgekeken, ze voelde zich zoveel prettiger als ze samen waren, alsof de dingen gemakkelijker liepen. Als hij er niet was kon ze heerlijk wegdromen bij de gedachte aan hem. Moeder had zo maar eens gelachen. ‘Je vindt hem leuk, is het niet?’Met een vuurrode kleur had ze geknikt. Ja, ze vond hem echt heel leuk. Dat guitige kopje, zijn grapjes, de manier waarop hij zijn muts droeg. De manier waarop hij naar haar keek maakte haar altijd een beetje weeïg. Hij vond haar beslist ook wel aardig. Maar of hij hetzelfde over haar dacht als zij over hem? Ze wist het niet zeker en ze was bang een mooie vriendschap vol hoopvolle dromen in te ruilen voor een harde, negatieve waarheid met de onvermijdelijke eenzaamheid die erop zou kunnen volgen.
‘Wil je een kopje thee, lieverd?’
die goeie oude tijd...denk k dan maar weer...mooooiiiiii
Die ga ik wat uitbreiden met de tweede uitdaging.
Zucht.
Ik smolt ervan!