'Met een vleugje magie verander je de wereld', zei mijn grootvader altijd al als ik in zijn toverkamer mocht oefenen met de drankjes en de spreuken.

'Goed toveren is een ambacht', ook zo'n favoriete uitspraak van hem.

Het toveren is inderdaad een nogal precies werkje, zeker niet voor iedereen geschikt. Stel je maar eens voor. Je begint met een pot heet water, die je op een onderzetter op tafel zet. Dat is niet zozeer voor het toveren, maar gewoon om de tafel niet te beschadigen. Ook een werkbril was trouwens volgens mijn grootvader een noodzakelijk attribuut. Met speciale theelepeltjes moeten dan de ingrediënten één voor één worden toegevoegd en in de juiste richting door het mengsel worden geroerd. Doe je dat verkeerd of onvoorzichtig, dan liep je het risico dat je theelepeltje veranderde in een pen of tandenborstel. Geen onhandige dingen, maar om daarmee de volgende ingrediënten toe te voegen is nogal lastig.

De toverkamer was het domein van mijn grootvader. Niemand mocht of kon er in, de deur ging altijd met een zilveren sleutel op slot, ook als mijn grootvader binnen was. Mijn grootmoeder vond dat erg vervelend, ze moest zich aan de andere kant van de dikke toegangsdeur schor schreeuwen als ze het eten klaar had. Opbellen naar binnen had geen zin, een mobiel had binnen geen bereik. Uiteindelijk hebben ze een compromis gesloten in de vorm van een deurbel.

De eerste keer dat ik iets van betekenis toverde was een simpel potje handcrème. Mijn grootvader was erg trots op me, alhoewel ik later merkte dat hij die handcrème achter slot en grendel bewaarde. Mensen houden waarschijnlijk niet zo van zelfsmerende spul.

Loading full article...