Geheimzinnigheid in de regen
Donkere wolken schuiven voor de sterren en de duisternis is bijna compleet. Het duurt niet lang voor de regen losbarst, een waterval van dikke druppels. Wie nog op straat zou lopen, zou in een oogwenk doorweekt zijn. Maar wie waagt zich in dit weer en op deze tijd buiten?
Bij één huis schuifelt een geheimzinnig figuur vlak langs de muur om het watergeweld zoveel mogelijk te ontwijken. Het is zo donker dat het naambordje bij de deurbel niet te lezen is. Maar de geheimzinnige kijkt niet naar de deur en met een sleutel lijkt hij zich niet bezig te houden. Hier en daar wordt aan een raam gevoeld, maar het zit allemaal potdicht. Alleen het laatste raam staat op een klein kiertje.
Zorgvuldig haalt de geheimzinnige figuur uit zijn jaszak een kort stukje metaal, dat aan de vorm van een theelepeltje doet denken. Hiermee wipt hij snel een van de scharnierpennen los. Met een zaklampje flitst hij kort een lichtstraal naar binnen en, blijkbaar gerustgesteld door wat hij zag, klimt hij over de vensterbank. Het raam wordt even nauwkeurig weer hersteld en gesloten.
Doodstil luistert hij of iemand zijn niet te vermijden geluiden heeft gehoord. Maar het blijft stil. Uit zijn jaszak haalt hij een zakdoek, waarmee hij zijn natte bril afpoetst. Zijn tas zet hij op een kleed, dat hij als onderzetter gebruikt tegen het druppelende regenwater. Zijn natte jas gaat er overheen. Op tafel ligt een huissleutel. Hij pakt 'm op en steekt 'm in zijn broekzak.
Nu haalt hij uit zijn broekzak een mobiel, en na het intoetsen van de pincode checkt hij de laatste berichtjes, terwijl het blauwige schijnsel even de contouren van zijn bestoppelde gezicht doet oplichten.