De school en de kerk.
De God van mijn leven (deel 5)
Op school leerde je ook weer van alles uit de afgelopen eeuwen en - zoals een reformatorische school betaamt - ook uit de eeuwigheid. Dat liep ook weleens door elkaar. Uit de afgelopen eeuwen leerden we dat de Rooms Katholieke kerk nóg erger was dan de gereformeerde kerk, dat Calvijn een door God geleerde was en Luther wel geroepen tot de reformatie, maar toch nog vol dwalingen. Fluks werd dan ook het rooms katholieke kind samen met het badwater weggegooid. Niet alleen letterlijk. Dat ook natuurlijk. Je ging niet om met rooms katholieke kinderen. Maar ook en vooral een heleboel traditionele, onechte dommigheden. Beelden waren verkeerd! Nou ja, om te aanbidden dan en daarom kon je er maar beter helemaal niks mee van doen hebben. De Paus, als plaatsbekledder!! van Jezus, had zelfs het tweede gebod in zijn geheel uit de Bijbel geschrapt. Gesneden beelden en daarvoor te buigen was voor hem prima! En de Paus was onfeilbaar, dus als hij iets schrapte geloofden alle katholieken dat. En de Bijbel lezen mochten ze sowieso niet. En ze geloofden écht dat een stukje brood bij het avondmaal - echarisdinges noemden zij dat - het Lichaam van Christus werd. Nou ja, dan vraag ik je. Had Luther niet terecht gevraagd wat er dan de volgende dag in de wc lag, ja, nou??? De catechismus leerde dan ook heel terecht dat we hier te maken hadden met de "paapse mis, die niet anders is dan een vervloekte afgoderij". Nou nou, staat er nog steeds in hoor, in die catechismus, die ook deel uitmaakt van de belijdenisgeschriften van de PKN. En hele volksstammen zeggen het vandaag nog net zo omdat het domme, traditionele, eigenwijze onechtheden zijn, die nu eenmaal geloofd dienen te worden omdat ze opgeschreven zijn. Op de lagere school leerden we dat we met dergelijke dingen niks te maken hadden. We leefden ons eigen leventje en hadden nauwelijks contact met anderen dan zwaar reformatorische mensen. Wij waren van de Gereformeerde Gemeente. Dat was het beste. Daarna kwamen de uitgetredenen, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. De vrije Oud gereformeerde gemeente in H.I. Ambacht kon er ook mee door. De Gereformeerde bond in de Hervormde Kerk ook nog wel, alhoewel dat toch al moeilijk lag. Zo werd mijn kerkelijk besef gevormd rondom het begrip van de waarheid. Wie er gelijk had was niet de vraag, maar hoe aan te tonen dat wij het bij het rechte eind had. Onze catechisatieboekje (ook al zo'n woord - welk kind wil er nou op catechisatie) vermeldde achtereenvolgens de dwalingen van de Pelagianen, de Arminianen, de Luthersen, de Wederdopers, de Jehova's getuigen (in een bijlage natuurlijk) om ons te trainen in een juist godsbesef. Ik schrijf het hier met kleine letters, want het ging "nergens" over natuurlijk. Nou ja, nergens, in ieder geval niet over een juist Godsbesef. God was meer de hemelse chef geworden, die al zijn aardse werknemers de juiste regeltjes voorhield en nauwkeurig bijhield of ze zich daar wel aan hielden.
School en kerk sloten nauw op elkaar aan. Dezelfde sombere leer was uitgangspunt. Niet dat we op school niet konden lachen. Dat deden we wél. We zongen en lachten, we speelden en het was op ons schoolplein net zo'n dolle boel als op het schoolplein van de gewone gereformeerde kinderen. Religie, Godsdienst was zo deel van ons leven dat de zaken van de eeuwen en de zaken van de eeuwigheid dwars door elkaar heenliepen. Bekeerde kinderen hadden we bijvoorbeeld niet. En dat kwam ook nooit ter sprake. Op school dan. In de kerk wel. "Jongens en meisjes, het is ook voor jullie hoor!, werd er af en toe vanaf de kansel geroepen" maar dat kon natuurlijk helemaal niet, aangezien de zaak al lang beklonken was. En áls je uitverkoren was kwam je daar pas op latere leeftijd achter. Gereformeerden en Rooms Katholieken hadden daar geen last van. Die dachten allemáál naar de hemel te gaan. Ze zouden het nog wel ontdekken. Met een ingebeelde hemel naar de hel was vreselijk. Wij gingen zeer waarschijnlijk ook wel naar de hel, maar wij wisten het tenminste.