Het buitenaardse leven
‘Pardon meneer, nog een half uurtje.’
De commandant knikte. Hij wist het, hij telde de uren en minuten inwendig af. Nog maar een half uurtje en ze zouden beginnen met de landing. In een flits gingen de afgelopen 25 jaar aan hem voorbij, niet voor de eerste keer.
Hij was nog erg jong geweest, een kind nog, toen de buitengewone ontdekking via de media bekend werd gemaakt. Een planeet met leven, en nog wel leven dat leek op dat van hén. Planten, bomen en zelfs intelligent leven. Het waren niet de grote telescopen geweest die bovenop de hoge bergtoppen waren geïnstalleerd om de hemel af te zoeken naar sterrenstelsels met leven. Nee, het waren de geheimzinnige wezens zélf geweest die van hun aanwezigheid blijk hadden gegeven. Niet door rechtstreekse communicatie, dat niet. Het waren beelden van televisie, geluiden van radio die net boven de interstellaire ruis uit waren gekomen. Een peulenschilletje voor die knappe audio-jongens om de ruis weg te filteren. Wat waren ze verrast geweest om die wezens te zien. Ze te zien leken ze enorm op henzelf. Ook een romp met een hoofd erop, twee armen en twee benen. Kleding, die was natuurlijk anders geweest, maar dat was niet zo vreemd. Trouwens, thuis veranderde de mode ook elk jaar.
Er was opwinding geweest na het zien van die eerste beelden, blije verwachting. Natuurlijk was er nagedacht om een boodschap te sturen, maar het idee om een dikke vijfenveertig jaar te wachten was bepaald niet aanlokkelijk. En toch, zo lang zou het duren. Bijna 23 jaar heen, en dan 23 jaar wachten op een antwoord.