De regen sloeg tegen de ramen van het oude landhuis terwijl inspecteur Van Dijk de woonkamer binnenstapte. Een bediende had het lichaam van de heer des huizes, Eduard van Buren, gevonden in zijn studeerkamer. De deur was van binnenuit vergrendeld, het raam gesloten, en geen enkel teken van inbraak. Een klassiek raadsel, precies waar Van Dijk van hield.

Het kleine gezelschap dat in het landhuis verbleef, was verzameld in de salon. Mevrouw van Buren, de weduwe, zat met een glas cognac in haar trillende handen. Hun zoon, Thomas, keek onrustig uit het raam. Dokter Meijer, een oude vriend van Eduard, stond zwijgend in de hoek. En dan was er nog de huishoudster, mevrouw De Wit, die met gebogen hoofd in een stoel zat.

Loading full article...