Het leed dat warenhuizen heet
Ik raak snel verdwaald, vooral als ik aan het warenhuizen ben. Alles is zo groot en het krioelt van de mieren, pardon mensen. Ik raak ervan in de war. Er is zoveel te zien. Reikhalzend loop ik al gauw in alle zeven sloten tegelijk.
Ook niet altijd handig.
Omdat ik best wel een lange smurf met een paar lange benen ben is het wel gewenst om een fysieke winkel op te zoeken om mijn broeken te passen.
Met een vloek en een zucht wurm ik mij weer eens in een veel te krap pashokje met een veel te kort gordijn. En uiteraard zonder haakje zodat mijn jas, mijn broek (en de tien paar andere broeken die ik her en der uit de rekken heb weggegrist) op een stapel in de hoek liggen gedrapeerd. Probeer je daar maar eens omheen te manoeuvreren.
Ik kon er heus niets aan doen. Toen ik net één been in een broekspijp had, verloor ik mijn evenwicht. Hinkelend vloog ik het pashokje uit, dwars door de winkel waar ik en passant zes onschuldige etalagepoppen omver kegelde. Ook een paar mensen moesten het bekopen.
Nog steeds de zwaartekracht trotserend hinkelde ik zo door de uitgang naar buiten. De piepende poortjes hoorde ik niet eens meer. De schelle kreten van de beveiligers gingen langs mij heen. Uit alle macht probeerde ik op de been te blijven. Uiteindelijk eindigde ik met een code blauw omdat ik toch languit op mijn plaat ging.
Geen hamstersokken? Serieus?