Het reddende timbre
Zij lag daar, zij lag daar maar. Niets anders kon zij. Er zat geen enkel teken van leven meer in. Geen beweging, geen enkele beweging. Tenminste niet van ledematen. Haar benen lagen strak naast elkaar. Haar armen slap langs haar lichaam. Haar ogen waren open, ze staarden in het niets. Ze knipperden niet. Geen trillend spiertje. Niets.
Zij lag daar, zij lag daar maar.
In en aan haar zaten infusen, slangetjes en apparaten. De pomp naast haar bed ging fluisterpiepend op en neer. Haar borstkas evenredig. De sondezak voedde haar. Door het infuus druppelde vocht. De apparaten brachten beweging. Die wel. Maar zij lag daar, zij lag daar maar.
Wat niemand kon weten was dat er nog meer dan genoeg levenslust zat in haar. Haar gedachten waren constant bezig. Een drukte van belang was het in haar hoofd. Het voortdurende gevecht vond daar plaats, maar de buitenwereld merkte dat niet. Alleen zijzelf. Waar ook niemand weet van had, was dat ze ieder geluidje op kon vangen, alles wat over haar gezegd werd kon ze horen en begrijpen. Alleen kon ze het op geen enkele manier duidelijk maken naar buiten toe. Geen enkel reflex. Geen enkele blik van herkenning. Zij lag daar maar.